ONZE LIEVE VROUW VAN VELANKANNI IN TAMIL NADU

Een familie-uitje naar Velankanni in India
Dit verhaal werd vertaald door Lisa Verbaeten – 5 jaar geleden
Originele tekst door Manoj Pradeep

ONZE LIEVE VROUW VAN VELANKANNI IN TAMIL NADU
Dag vrienden, ik hoop dat alles goed gaat met jullie.
Vandaag wil ik een geweldige ervaring met jullie delen, die ik had met mijn familie toen ik nog naar het middelbaar ging in India. De meesten onder jullie weten waarschijnlijk wel dat India een land is met veel culturele verschillen en een eigen erfgoed. In India vind je volgers van allerlei verschillende religies van Hindoeïsme, Jaïnisme, Boeddhisme, Islam, Christendom, etc. India is een seculiere staat die haar inwoners dus de volledige vrijheid gunt om hun eigen religie uit te voeren zonder dat ze de andere religies en hun volgers hinderen. Je vraagt je misschien af waarom ik dit hier vertel? Het heeft te maken met wat ik hier onder ga vertellen. In dit artikel zal ik het hebben over een uitstap die ik met mijn familie maakte naar een bekende kerk in mijn staat, Tamil Nadu. Dit was tijdens het middelbaar maar ik kan me nog steeds herinneren hoeveel plezier ik op deze uitstap had. Het was vakantie voor mijn broer en mij en mijn vader besloot om een uitstap te maken naar Velankanni. Het was een religieuze en tegelijkertijd recreatieve uitstap. Hoewel we geen Christenen zijn, besloten we toch naar Velankanni te gaan als een religieus uitje.

In de heenrit gingen we met de bus. Mijn vader kocht vier tickets voor de bus die in Chennai vertrekt om tien uur ’s avonds en de volgende ochtend in Nagapattinam bij de kerk aankomt. Het was mijn eerste overnachting in een bus. Er was een televisie die een oude Tamil film speelde. Toen de bus op de autoweg kwam, begon hij heel snel te rijden en ik zat bij het raam waar ik het koud kreeg door de felle wind. Dit kwam door de mist die meestal ’s avonds opkomt en ook door de snelheid van de bus.

Sommige mensen sliepen op de bus, anderen keken een film en nog anderen, zoals ik, keken uit het raam. Toen het middernacht was, zette de chauffeur de TV uit om de mensen in stilte te laten slapen. In minder dan dertig minuten lag iedereen op de bus te slapen en zat ik daar alleen in een dekentje naar buiten te staren. Het was pikkedonker buiten en er waren geen verkeerslichten op de snelweg, ik kon enkel een paar silhouetten herkennen. Soms reden we voorbij opgelichte motels en kon ik ernaar kijken aangezien ik toch niet kon slapen op de bus. De bus reed door een belangrijk district in Tamil Nadu voordat het Nagapattinam bereikte.

Om vier uur ’s ochtends stopte de bus in een klein hotel zodat de passagiers een pauze konden nemen om zich op te frissen en wat thee te drinken. Om vijf uur ’s ochtends kwamen we aan in Nagapattinam maar we waren dus nog niet in Velankkani. We moesten op een andere lokale bus stappen die ons van het hoofdstation in Nagapattinam naar Velankanni zou brengen. Het was echt een kleine bus die ons via de kleine wegen op onze bestemming bracht. Toen we uit de bus stapten, stond er iemand aan de bushalte die zei dat hij ons de weg ging wijzen naar ons verblijf, hij bracht ons naar een klein gasthuis.

Aangezien de kamer erg groot was, konden er gemakkelijk vier mensen slapen. We waren om zes uur ’s ochtends in de kamer. Omdat ik niet had geslapen op de bus, sprong ik meteen het bed in en viel ik in slaap het moment dat we de kamer binnenkwamen. Ik sliep goed tot tien uur ’s ochtends. Daarna maakte mijn moeder me wakker om me klaar te maken om Velankanni te gaan ontdekken.

De kerk werd speciaal voor de Maagd Maria gebouwd en wordt door de mensen het “Lourdes van het Oosten” of “Onze Vrouwe in Goede Gezondheid” genoemd. Er is een goede reden voor deze naam, die ik wat later zal uitleggen. We maakten ons klaar en verlieten de gastenkamer om de kerk te gaan bezoeken. Het was een lange wandeling in de straat. Aangezien Velankanni aan de kust van de machtige Bengaalse Baai ligt, kan je de koude zeebries altijd voelen. Al wandelend door de straten zagen we in de verte de toren van de kerk. De Velankanni kerk werd gebouwd in Gotische stijl, ongeveer zeshonderd jaar geleden. De eerste kerk die we zagen had een ronde vorm.

Voordat ik begin met de architectuur en de schoonheid van de Velankanni kerk, wil ik nog het verhaal vertellen dat achter de naam van de kerk zit. De naam komt van drie evenementen die in de zestiende eeuw plaatsvonden.

Het eerste verhaal gaat over een Hindu jongen die melk verkocht. Terwijl hij onder een boom lag te rusten dicht bij een vijver, verscheen de Maagd Maria die hem wat melk vroeg. De jongen kon zijn ogen niet geloven toen hij dit mirakel zag en gaf haar wat melk. Toen hij naar het huis van zijn klant ging, gaf hij hem het overschot van de melk. Hij legde uit waarom hij te laat was en ook waarom hij minder melk bij had. Toen de klant de melkfles opendeed, keek hij verbaasd naar de volle fles melk. Denkende dat er een of ander mirakel had plaatsgevonden, vroeg hij de jongen om te laten zien waar de vrouw verschenen was. De jongen nam hem mee naar de plek waar de Maagd Maria nogmaals verscheen. De man was erg blij haar te zien en vandaag de dag heet de plek waar ze verscheen nog steeds “Matha Kulam” in het Tamil. Matha betekent moeder en Kulam betekent vijver.

Het tweede evenement vertelt het verhaal van de Maagd Maria die voor een jongen verscheen die lichamelijk gehandicapt was en botermelk dicht bij een publieke plek verkocht. Deze keer vroeg de Maagd Maria hem om wat botermelk en dat gaf de jongen haar. Terwijl de Maagd Maria voor de jongen verscheen, was hij genezen en in goede fysieke gezondheid. De jongen realiseerde zich niet dat hij genezen was omdat hij in eeuwige zaligheid was door de verschijning. Ze vroeg de jongen om haar verschijning aan een bepaald rijk persoon uit het dorp te vertellen.

De jongen stond daar en begon plots naar het huis van de persoon te lopen. De rijke man had de vorige nacht gedroomd dat de Maagd Maria aan hem had gevraagd om een kapel te bouwen. Toen de jongen aankwam en de man vertelde over de Maagd Maria, dacht hij dat zijn droom was uitgekomen. Hij liep naar de plek waar Ze was verschenen en deze keer verscheen ze voor hen beiden. De rijke man maakte een kleine kapel op de plek waar ze was verschenen en dit is nu de kapel die Arokia Matha heet in het Tamil, het betekent Moeder van Goede Gezondheid in het Nederlands.

Het derde event vond plaats in de machtige oceaan van de Bengaalse Baai. Een paar Portugese zeevaarders waren op weg naar India en door een grote storm was het schip aan het verdrinken en moesten alle zeevaarders vechten voor hun leven. De Maagd Maria verscheen voor hen en redde hun levens van een wilde storm. Toen ze de kust van Velankanni bereikten, werden ze geholpen door de lokale vissers die hen naar de kleine kapel uit het tweede verhaal brachten. Als teken van dankbaarheid en devotie bouwden de Portugezen een permanente kapel op dezelfde plek. Het duurde jaren voor ze de kapel hadden gebouwd en ze wijdden het aan de Maagd Maria op acht september, de dag dat de Portugese zeevaarders de kust veilig bereikten na de wilde storm. Zelfs vandaag de dag zijn er op acht september nog het hoogste aantal bezoekers.

Toen we over de straat liepen en de geschiedenis van de kerk aan het bespreken waren, kwamen we bij de ingang die twee grote gotische torens had met een kruis op elke toren. De kerk zat vol toen we bij de ingang kwamen dus vonden we het beter om eerst wat tijd samen door te brengen en later terug te keren naar de kerk. Recht tegenover de kerk is een lang pad van strandzand en verschillende winkels aan beide kanten. Het gebied wordt vooral gedomineerd door Christenen, wat je kan zien aan de winkels. Er zijn religieuze winkels die kaarsen, wassen modellen en prentjes van de Maagd Maria, Jezus Christus etc. verkopen. Zelfs vanaf het uiteinde van de straat zie je de torens van de kerk. Toen er geen winkels meer waren, stonden we aan de kust van Velankanni strand. Verschillend van elke ander strand in Tamil Nadu, konden we een aantal geiten hier en daar zien rondlopen. Ze waren heel lief en aten alles wat de bezoekers hen gaven en ze waren niet bang van mensen, zoals andere geiten.

We keerden terug naar de kerk om te bidden. Naast de gewaagde gotische torens stond een gebouw dat de residentie van de priesters is en ook als bureau van de kerk dient. Naast dat gebouw is een kerkwinkel die kaarsen, heilig water, olie, etc. verkoopt. We kochten eerst een paar kaarsen en gingen dan naar binnen. Er is een plek waar je kaarsen kan branden met ernaast een grote vuilnisbak met veel half opgebrande kaarsen. Dit betekende alleen maar dat er zo veel mensen de kerk bezochten dat ze de kaarsen vaak moest weghalen om plaats te maken voor nieuwe. Er staat een bord aan de ingang van de kerk die de geschiedenis van de kerk in het kort beschrijft. Binnenin kan je mooie schilderijen zien die de verschillende verhalen van Jezus Christus afbeelden. Het interieur is mooi gedecoreerd met ornamenten en schilderijen. Het belangrijkste standbeeld van de Maagd Maria die baby Jezus draagt, staat op het altaar. Bovenaan het beeld staat een foto van Jezus Christus.

Nadat we voor een tijdje gebeden hadden, konden we door een hek naar een plek wandelen waar de priester stond. Je kan een lichaamsdeel laten zien dat je graag genezen wilt hebben en de priester zal een speciaal gebed voor je uitspreken aan de Maagd Maria. Er zijn zelfs een paar tradities van Hindus in de Velankanni kerk.

Achter het hek is er een plek waar je veel gele koorden ziet. Daar worden kleine zakjes aan gele koorden gebonden. Deze zakjes noemt men wenszakjes en vrouwen hingen ze vroeger in tressen op in Hindu tempels, en vroegen God zo om een wens. Dezelfde soort zakjes hangen hier in Velankanni maar hier vragen de vrouwen meestal om een goede gezondheid. Eens je wens vervuld is, moet je het zakje weghalen.

Er is ook een andere Hindu traditie die in deze kerk wordt uitgeoefend. Getrouwde vrouwen hangen een gesloten slot in de kerk. Het is een manier om God om een gelukkig leven met man en familie te vragen. Er is ook een plek binnen de tempel waar priesters een offer van de volgers aanvaarden, zoals bloemen, een wassen model van organen etc. Hij legt ze in een doos voor de Maagd Maria en na een kort gebed neemt hij de spullen er terug uit en vraagt hij de volgende volger hetzelfde te doen.

Aan de westelijke kant van de kerk ligt het altaar dat volledig gewijd is aan Jezus Christus. Zelfs de westelijke ingang van de kerk heeft twee spitse torens maar die zijn niet zo hoog als die aan de oostelijke kant bij de hoofdingang. Er is ook een betonnen helling die je naar de tweede verdieping brengt. Op weg naar een andere tempel, gebouwd in de vorm van een cirkel, hangen verschillende afbeeldingen die verhalen uit de Bijbel vertellen.

Er is een mooie tuin die de tuin van Jordan heet en waar vele standbeelden staan van dieren en een Hindu Heilige onder een paraplu. Er is ook een model van Jezus Christus die de zieken aan het helen is. Zo komen we in een gebouw dat de schilderijen herbergt van verschillende verhalen zoals dat van Adam en Eva, hoe Jezus met de huidige wereld communiceert enzovoort. Er was nog een tempel in de verte, ver weg van de hoofdtempel. Deze was ook in dezelfde gotische stijl gebouwd waardoor we kunnen aannemen dat hij in dezelfde periode werd gebouwd.

Nadat we de drie tempels bezocht hadden, keerden we terug naar ons gasthuis om te rusten. Mijn vader bracht ons wat eten uit een hotel in de buurt voor het avondeten. Er kwam een einde aan de dag en recht na het avondeten gingen we slapen.

De volgende dag werden we vroeg wakker en waren we verheugd om plezier te gaan maken in de zee. We wandelden naar het strand en amuseerden ons daar in het water. We bleven er bijna twee uur, daarna wandelden we langs de winkels in de straat en kochten we zeeschelpen, koralen, zeehoorns enz. Ze hebben er vers gevangen vis in de markt van Velankanni en ze verhuren er zelfs kookfornuizen en benodigdheden aan de toeristen om te koken en te eten wat ze willen. We huurden een paar benodigdheden en een fornuis, kochten wat verse vis op de markt en gingen naar ons gasthuis. We maakten lekkere vis met curry en gesauteerde groenten klaar. Daarna maakten mijn vader en moeder een paar voedselpakketten om aan de armen te geven. We maakten wel vijftig pakketten en stopten ze in een grote zak die we met ons meedroegen en waaruit we aan iedereen die het nodig had iets gaven. Het voelde goed om iets goed te doen in Velankanni. Dit duurde bijna de hele dag en diezelfde avond maakten we onze zakken en wandelden we naar het busstation om terug naar huis te vertrekken.

De bus nam ons naar het treinstation waar we de trein terug naar Chennai namen. We reisden de hele nacht en het uitzicht vanaf de trein was heel anders dan vanaf de bus. De volgende ochtend waren we terug in het Chennai Egmore treinstation. We huurden een taxi die ons naar huis bracht en de mooie uitstap kwam uiteindelijk tot een einde.

Ik bezocht Velankanni voordat de tsunami in India op 26 december 2004 plaatsvond. Ik denk dat alles veel veranderd is aangezien de plek zwaar verlies heeft geleden tijdens de tsunami. Duizenden levens gingen verloren en veel eigendom werd vernietigd zonder nog maar een spoor achter te laten. Ondanks alles, staat de kerk er nog steeds en beschermt ze de mensen nog altijd van geweld en gevaar. Ik wil Velankanni nog eens bezoeken in de nabije toekomst. Het is een prachtige plaats om te bezoeken in Tamil Nadu. Het heeft mooie stranden, een religieuze plek waar je kan gaan bidden en buitengewone gastronomie. Je moet het zeker bezoeken! Tot ik mijn volgend artikel schrijf, blijven lachen en groetjes! 🙂 Als je opmerkingen of suggesties hebt, mag je dat altijd onderaan vermelden. Bedankt om mijn tekst geduldig te lezen.

Deze tekst heb ik overgenomen van een website en als een belangrijk verhaal op onze website gezet omdat ik het een verhaal vond om te lezen die dat wil in onze omgeving. *JGJCVA27082022*OnzeLieveVrouwvanVelankanniIndia*

Hallo ik ben “Cas de Merel”, dit verhaal is verschenen en gemaakt op 23-06-2021.

Er waren eens een paar VOGELS van de Merel familie, zij noemen zich Cas en Ans.

Zij leefde op een dag in de tuin van een appartement.

Hun verblijf daar doorstonden zij met veel eer en glans.

Maar ook merels werden plotseling ziek toen ook het vogelvirus onder de merels kwam, ergens op ‘n goede dag werden veel van de andere merels ziek, er volgde een ramp, een epidemie van grote omvang en wij Cas en Ans hebben daar ook bijzonder onder geleden, ja, heel erg zelfs, maar ook fysiek.

Veel van mijn vogelfamilie en vrienden van de merels gingen plotseling dood, waren verzwakt omdat ze erg ziek waren. Voordat het werd opgemerkt waren al veel merels gestorven door dit virusvenijn, het was al te laat toen men het door had en men betreurt dat zeer, veel staat er over geschreven in het nieuws.

Ik heb mij laten vertellen dat sinds 2016 het Usutuvirus hier in Nederland rondgaat, dat virus dat een merelziekte veroorzaakt, ook meereist met muggen uit Afrika en wel in gesloten containers voor speciaal bedrijven en ook in de koffers van reizigers omdat ook zij overal over de wereld rondreizen door vakanties enz.

Door de warme nazomers zijn muggen hier lang actief en blijven dan het virus ook lang verspreiden, een besmette vogel van de merel ziet er dan erg verzwakt uit en niet gezond. Hij of zij sterven vaak binnen drie dagen door dit vreselijke virusvenijn dat rondgebracht is door deze overzeese steekmuggen en misdadigers van het overbrengen van de merelziekte.

Voorbeelden zijn er in de wereld genoeg dat het verkeerd kan gaan en overal is het steeds hetzelfde patroon bij mens en dier, virussen komen en blijven voortbestaan, komen overal vandaan en verspreiden zich door het meeliftprincipe van everyware en van overal, kan ook tot hier worden doorgeven.

Ook onder de merel familie en zijn vrienden, zijn er vogels bij die zich niets aantrekken van die ander en van de zo belangrijk geleerde les uit het verleden en ook niets hebben meegekregen van hun ouders, uiteindelijk niets hebben geleerd. Zij deze egoïsten en zelfingenomen figuren geven zichzelf altijd een tien en die andere maar een zes.

Onder de merel familie zijn ook vogels die het niet zo nauw nemen met het Usutuvirus en hun eigen mening laten prevaleren, hun mening stellen boven dat van andere zangvogels. Later als elke vogel weer goed gebekt is en vergeten heeft hoe het leed eens was, dan komt zonder het te weten opeens weer ergens in de wereld die ziekmakende sloopkogel als een virus opnieuw ergens terecht.

Wij, “Cas en Ans” hebben het gelukkig overleeft, wij stellen ons eerst even aan de lezer voor door uit volle borst te zingen, tenminste als u goed hebt geluisterd, dan zit altijd wel net zo’n mannetje als ik en hij hoog in een boom en wij hebben dan het hoogste woord, meestal ook op het hoogste puntje van een tak of op de nok van een dak en wij zingen en fluiten dan uit volle borst, maar wij zullen nooit samen fluiten in een koor hoor omdat dat zeer besmettelijk is.

Over een koor van formaat gesproken dat groots wil fluiten in de avond en bij de ondergaande zon en dan ook nog heel lang, dan zouden veel vogels weer op een kluitje moeten zitten op hun tak, nu voor altijd anderhalve meter ruimte moeten bieden aan elkaar maar voor hoelang?

Door spontaan te fluiten ver van elkaar, zal zangvogelzaad ook de aerosolen laten vervliegen door de openlucht. Totdat echt een merelmedicijn wordt gevonden dat wonderen verricht en ons steeds kan blijven verzorgen. Dat de mens verplicht wordt door oprecht te gaan bouwen aan een toekomst met een schoner milieu en dat ons vogels vertrouwen hebben en op elkaar kunnen bouwen als wij het hebben over meer schonere lucht.

Vanmorgen om kwart over zes, bij het uit de veren gaan heb ik een aubade gegeven op mijn tak waarop ik zat, ook om te luisteren naar het vele fluiten in de “de Merels act”. Is het niet prachtig om zo te kunnen fluiten in alle vroegte en bij aanvang van weer een nieuwe en gezonde dag? Ochtendziek hoort er bij ons niet bij in de merelfamilie. Fluiten op hoog niveau en steeds daarbij opletten hoe de wereld gebekt is en kraait.

Als je luistert naar de fluittonen van deze merel is bij elk mannetje apart, dan hoor je volop tevredenheid, het virusvenijn is aan het afdruipen door ons vogelgedrag en het gekregen elixer en schone lucht. Laten wij met z’n allen dit zo houden tot het einde van ons leven in het levensveld waarin wij mogen leven in alle bescheidenheid.

Ik heb een oranje/gele snavel, oranje/gele ring rond beide ogen links en recht van mijn kop, ik ben zwart van kleur. Binnen mijn familie merels ben ik een veel chiquere vogel en dat zult u beamen als u mij ziet. Ik ben familie van de lijster, hij is ook een inheemse vogel net als ik, is meer een algemene vogel en ook in de meer gematigde delen van ook mijn verspreidingsgebied.

Mijn vrouwtje Ans is in het algemeen een goed gecamoufleerde vogel, bijna niet zichtbaar in haar nest met haar donkere snavel en haar bruin gekleurde kleed. Zo heeft onze vorige generatie veel geleerd van het merelvirus dat plotseling de kop weer opstak. Verschrikkelijk is dit virusvenijn met het daaruit voorkomende leed. Meer uitleg geef ik u door te lezen ons geweldig verhaal op Wikipedia maar dan wel meer compleet.

Zodra de winter voorbij is en het fijne voorjaar daar, de kou mij heeft verlaten, dan breekt ook weer de lente aan, begint voor mij Cas het dagelijkse leven en het gevoel in mij begint te kriebelen, mijn hartje begint dan weer sneller te slaan.

Samen met mijn vrouwtje Ans proberen wij als het goed gaat ook dit jaar opnieuw 20 eitjes te leggen, verdeeld in groepjes van 4 of 5 en dan op verschillende momenten van het jaar, verspreid over de benodigde dagen en weken die nodig zijn om te zorgen voor onze kroost in het nest. Tijdens de arbeid fluit ik dan een mooie aria, dan fluit ik een rollende ‘srrieh’, ‘srrieh’ tralala, zorgen wij samen ervoor dat onze populatie blijft voortbestaan in al haar karakters en varia.

Mijn familie noemt ons Cas en Ans, waarom dat weet ik niet, misschien omdat mijn naam zo goed klink in dit verhaal en ook zo op de mensencomputer werd ingepland? Ik fluit het mooiste en hoogste lied en dan ga ik daarvoor altijd zitten in een tuin bij de mensen op het hoogste puntje van een boom of tak en vlieg ik op en neer van boom en tak. Ik woel met mijn scherpe snavel het zand los onder het losliggende blad onder boom of struik. Zoek wormpjes en eiwitrijk voedsel voor onze kroost. Overal waar ik heb gewroet kun je dat zien als de grond is omgewoeld.

Altijd smorgens vroeg als de mensen nog niet wakker zijn en op een oor nog liggen te snoezen dan begin ik al met mijn ochtendconcert. Meestal ‘s avonds laat voordat ik slapen ga, ga ik nog een keer op een tak en dan fluit ik weer het allermooiste slaaplied voor mijn Ans. Als mijn vrouw Ans uitrust van haar lange werkdag en zij zit in de tuin of op het terras en zij geniet, dan fluit ik nogmaals mijn mooiste deuntjes de weidewereld rond, maar ik blijf steeds ook oplettend en een beetje alert.

Ik fluit natuurlijk wel om op te vallen bij de merelvrouwtjes algemeen en om te wennen, maar ook speciaal voor mijn Ans dat snapt u wel, allemaal doe ik dat voor haar gevoel, voor de goede zaak en voor ons eigen welzijn, zo zal ze mij nog beter leren kennen.

Zij krijgt mij niet groot, niet klein, maar wel heel fijn. Als man, Cas wil ik mij laten horen en fluit ik heel hard, wil altijd proberen de beste te zijn in het concert en dan fluit ik ook altijd wie de beste is en met alles wat in me zit uit volle borst en heel apart, daar moet u dan maar tijdens de zomermaanden aan wennen.

Mijn stembanden in mijn keeltje kan ik ook snel forceren dat merk ik vaak genoeg, oppassen om steeds goed te kunnen blijven presteren. Ik moet dan oppassen want ik kan wel eens mijn zangtalent en het fluiten hard en te snel laten klinken. Als er onraad is dan gaan mijn fluittonen weleens overslaan en ook protesteren.

Mijn vrouw Ans en ik beginnen alvast met het bouwen van ons liefdesnest ergens in het struikgewas van een mensentuin, het liefst zou ik bij de buren kuren, dan meer in haag en struik, dan een nestje bouwen op een tak in het hoge gewas en in het gras is het altijd erg moeilijk, dat gaat nooit goed en is ook afschuwelijk en te laag bij de grond. In een schuurtje bij de mensen waar de deur altijd open staat en het rustig stil is. Anders gaan we samen ergens veilig in het bos, dan proberen we samen met heel veel liefde elkaar te aaien met onze snavel o zo lief, dat is goed voor ons aanstaande merelhuwelijk.

Ik probeer elk jaar met mijn vrouw Ans samen van maart tot/met augustus twee tot drie keer een nestje te bouwen of een oud nest te renoveren, telkens opnieuw en opmaat voor een broedsel van vier of vijf eitjes in camouflagekleur en passend mooi gedrapeerd naast elkaar.

Wij hebben ons nestje natuurlijk wel op een veilige plek moeten bouwen en wel zo goed weggestopt, dat een nare gemene kater, wezel, marter of een ander eng beest en die op strooptocht zijn, niet bij ons nestje kan door een te open groene haag. Altijd een forse struik kiezen met een natuurlijke dichtheid en camouflagekleur.

Onze gelegde eitjes of de uit het ei gekropen jonkies moeten straks veilig achterblijven als wij eens ’n keer verhinderd zijn en onze baby’s dan toch niet worden weggehaald door de een of andere boef. Ik moet ik er niet aandenken als dat weer gebeurt en wij opnieuw moeten bouwen aan ons liefdesnest, toch geven wij ons aan dit leed niet over en beginnen steeds opnieuw van voor af aan.

Mijn lieve vrouw Ans legt wel weer opnieuw haar vier tot vijf eitjes mooi naast elkaar in het nieuwgebouwde nest, passen steeds in een nieuw camouflage nest met eitjes bruingevlekt/groenblauw. Wij beginnen dan opnieuw en om de beurt op de eitjes te passen bij regen en met natte dauw. Broeden duurt ongeveer 14 dagen en als onze jonkies uit het eitje zijn, zal het voeren weer beginnen, steeds sneller en steeds opnieuw en gauw omdat zoon en dochterlief steeds meer honger krijgen.

Dan begint de tijd van beschermen van ons nestje voor kat, kraai of ekster, angst om alles wat zoal kruipt in ons gebied. Als rovers er op uit zijn om een baby te pikken, zoeken wij steeds een veilige plek, dan moet het altijd moeilijk zijn ons nestje te vinden ergens hoog in een haag of in de schuur bij de buur, gebeurt het toch dan geeft ons dat opnieuw weer heel veel verdriet.

Wij moeten de kroost lekker warm houden en om de beurt vliegen wij uit, een van ons moet het nest bewaken als de ander zoekt naar voedsel dat ook eiwitrijk en lekker is voor de snelle groei en dat is dan elke keer voor de jonkies een surprise.

Vaak moeten we hoog boven het nest gaan zitten om te waken of er roofvogels zijn of ook de poes en kater van de buren die even langs komen waaien en het op ons nestje met jongkies hebben gemunt en wij dan onze jonkies door deze kannibalen moeten verliezen.

Ik Cas heb een zeer scherpe oranje/gele snavel en goede ogen oranje/geel omrand die mij niet misstaan om angst te zaaien onder kannibalen als ik duik naar hen daar beneden en in mijn vlucht ga aanvallen. Mijn snavel is ook scherp voor het priemen in de grond voor het opsporen van vette wormen en voor het omwoelen van de grond, opzoek naar een ander lekker hapje die de jonkies zal bevallen.

In het voorjaar en de zomer eten wij regenwormen, slakken, insecten en vanaf de late zomer worden er ook bessen en lekkere vlezige vruchten gegeten. Onze jongkies lusten zeer eiwitrijk voedsel om snel te kunnen groeien tot de dag dat ze vliegen en voor zichzelf moeten zorgen en om zelfstandig te eten.

Gemiddeld word ik twee tot drie jaar oud, maar als ik geluk heb kan ik ook wel tien jaar of ouder worden, als ik mij tenminste thuis voel in mijn leefgebied. Mijn vrouw en ik zijn vogels die aan plaats gebonden zijn en we overwinteren in principe altijd op dezelfde plaats en in hetzelfde gebied, nooit niet ver van waar wij geboren zijn met steeds hetzelfde fluitend lied.

Mijn vrouw Ans en ik met mijn allerhoogste lied, proberen altijd onderweg in de tuin de andere te groeten. Wij kunnen dan op deze fluitende wijze de mogelijkheid scheppen ons en een ander beter te leren kennen, te waarderen maar zonder dat mierzoete lied. Het is dat stukje van jezelf en van die andere vogel, hoe hij of zij gebekt is en de wil er is om die ander te begroeten en te ontmoeten.

Als je door de lucht vliegt zoals ik Cas en goed luister naar de vogels daar beneden, dan hoor je altijd verschillende geluiden. De ene vogel fluit iemand na of probeert het steeds opnieuw. De andere reageert op het gefluit van weer ’n ander. Zo is er soms een irritatie bij vogels in het algemeen en als ik dan fluit geeft dat ook een exacte duiding.

Als je een mooi lied fluit of er lang over doet om dit lied mooi te laten klinken dan heb ik veel daarvoor moeten repeteren, het doet goed als je dan opeens dat lied hoort klinken door de ijle lucht.

Niemand op een enkele vogel daargelaten zal hierop reageren op dit mooiste lied dat door mij is gecomponeerd en waarvoor ik zoveel dagen leren moest tijdens mijn vlucht.

Complimenten geven is een kunst in je leven zegt Cas en dit geven is vroegtijdig in mijn karakter ingebed, complimenten ontvangen is altijd een vraag die op een verassing lijkt uit te komen en als een compliment wordt gegeven dan doet het je goed, dus opgelet.

Ik, Cas en hoofd van het merelgezin zegt er met mijn verstand niet bij te kunnen dat sommige merels die zich verzetten tegen de usutuvurusmaatregel en geen speciaal medisch zangvogelzaad willen pikken. Volgens Cas is dit zangvogelzaad namelijk de enige uitweg om uit de Usutuviruscrisis te komen, zo legt Cas dit uit in zijn nieuwssite en ook hoe je weer af moet kicken van de drug.

Vogels die geen Usutuviruszaad willen pikken, willen ook niet terug naar eerdere maatregelen. Deze vogels maken de weg uit de crisis, het pikken van speciaal voer, wel verdacht en gaan wel iemands lot bezegelen. Dat is heel raar. Het kan niet allebei, vindt Cas. Het heeft iets decadents om te denken dat je kunt bedanken voor het enige medische zaad dat ons uit deze crisis helpt, maar tegelijkertijd wel kunt rekenen op de solidariteit en de bescherming door anderen vogels die zich wel het Usutuviruszaad pikken, is toch een heel raar gebaar.

Cas maakt zich zorgen dat de complotterige theorieën die door allerlei fluitconcerten worden verspreid ook hier in de tuin te horen zijn. Cas moet zich vaak inhouden om daar niet op te reageren, dat doet pijn.

Ik heb heel veel melodietjes niet verstuurd. Sterker nog: ik heb ze ingezongen en toch maar weer vergeten voordat het in mijn gedachte alsmaar voortduurt en blijft zitten. Ook in mijn vogelnest heb ik heel veel uitspraken naar mijn vrouwtje niet gedaan, aldus Cas. Ik was erdoor aangedaan.

Mijn zang is een melancholisch fluiten, is ook welluidend, altijd relatief langzaam en met veel verspringende tonen en dat is keer op keer mooi maar ook duidend.

Ik kan vele verschillende roepen fluiten vanuit mijn opgeslagen arsenaal. Mijn contactroep is een fijn en rollende ‘srrieh’. Als ik opgewonden ben komt er een diepe ‘dack’. Mijn alarmroep is een gedempte ‘djoek’ of een hardere ‘dack, dack, dack’, langer overslaand ’taktak derriegie doek-doek’ of luidschreeuwend ’tieks, tieks, tieks’. En dat is het hele lied en mijn verhaal?  *JGJCVA23062021*

Een verhaal van Peer de Mot, onze nachtvlinder.

Mijn verzonnen verhaal over een mottenpaar die huizen op ons balkon.

“Peer en Pien de twee Motten” “De nachtvlinders”

(Er wonen twee motten) lied van Tom Manders

Het is vandaag 17 juni 2021, de zomerse temperatuur is opgelopen tot 32 graden en het is nu 15:00 uur. Er wordt vanavond en vannacht hevig onweer gemeld. Maar ik ga ons eerst even voorstellen, ik ben “Peer de Mot” en mijn maatje heet “Pien de Mot”, twee nachtvlinders bij uitstek en wij wonen ‘s nachts na ons uitstapje in het donker op een balkon verstopt tussen de plooi van een tafelkleed.

Wij moeten ons wel steeds verstoppen voor de komende uren, omdat op onze slaapplek op het balkon ook “Nico de Vleermuis” woont en precies net boven ons nachtelijke slaapplekje in een spleetje in de muur, dat uitkomt in de spouwmuur.

Vannacht zal het anders zijn om bij dit onweer buiten te gaan, onze vleugels worden dan te nat, net als die vlerken van “Nico”. Wij zijn een lekker hapje voor “Nico”, dus wij houden ons maar een beetje gedeisd en als het weer dag en weer licht wordt en “Nico” ergens in de spouwmuur aan zijn pootjes hangt en ook nog slaapt tussen zijn opgevouwen vlerken, dan kunnen wij hier rustig blijven zitten in deze plooi van het tafelkleed.

Voor ons is dat dan nu dus geen probleem, wij missen alleen die lekkere nectar van de bloemen van vannacht en dat is toch ook jammer dat wij dit goedje moeten missen. Het is snoepen van deze lekkere nectar of jij wordt opgesnoept door die vele “Nico’s” die boven ons rondvliegen in de lucht, opzoek naar alles wat vliegt in het donker.

Wij kunnen in deze plooi blijven zitten totdat die beste kerel die hier samen met zijn vrouw woont, ook op dit balkon zo dadelijk gaat zitten. Dit is hun appartement, hier wonen zij. Als hij of zij naar buiten komen en het tafelkleed van onze verstopplaats van de tafel wegnemen, dan beginnen zij het kleed altijd weer netjes op te vouwen en wordt het tot de volgende avond over een stoel gehangen.

Wij vliegen dan geschrokken en met veel respect voor deze mensen weg van het balkon de wijde wereld in en gaan ons ergens anders dan maar weer vlug verstoppen tot het volgende moment dat de avond weer valt en het weer donker wordt. Dan zoeken wij deze plek na een bewogen nacht weer opnieuw op. Wij zijn dan moe van het achter de andere motten aanzitten, het maakt mij moe als ik ook andere vrouwtjesmotten probeer te versieren. Zo gaat dat onder de mottenfamilie.

Wij zijn ook gek op deze fijne nectar om deze lekkernij te zoeken en op te eten hoor. Het is ook ons eten en hier leven wij van.

Het is een rustig balkon om hier te wonen en daarom zoeken wij steeds deze plaats opnieuw weer op.

Wij moeten spaarzaam zijn op ons lijf en leden omdat ons nachtvlinderschap en wij als motten nu hier mogen zijn en met z’n allen op deze aarde mogen leven, wij zijn uiteindelijk voortgekomen uit het verpoppen vanuit een rups die zich heeft verpopt en door zich in te omwikkelen met hele fijne draadjes. Dit rupsje dat op haar beurt weer is gegroeid uit de gelegde eitjes van een vrouwtjes nachtvlinder zoals mijn maatje “Pien de Mot”.

Wij denken wel eens waren wij maar een hele mooie vlinder geworden, een vlinder met van die hele mooie kleuren. Wij vertellen dit nu wel zo gemakkelijk maar zo gemakkelijk is dat ook weer niet gegaan hoor en omdat wij moesten wachten totdat onze jascocon te strak zat tijdens het verpoppen, is het ook ongemakkelijk geweest om steeds te blijven bewegen in die te krap geworden jascocon.

Mijn jascocon piept en kraakt van alle kanten en het geeft ons onderhuids een naar gevoel van heel veel irritatie en ook veel jeuk.

Dan op een gegeven moment als wij uit de jascocon zijn gegroeid dan begint de gekrompen jascocon te scheuren en glijdt deze vervelende jas zo van ons af. Wij zijn bevrijd uit de cocon en gaan verder met deze gedaanteverwisseling.

Hè hè, dat is een opluchting zeg, wij zijn weer los. Ik moet zeggen de kleur van mijn vleugels zijn nou niet geworden om naar huis te schrijven en mijn lijf is ietwat bruinig van kleur. Ik heb ook twee van die soort antennes op mijn kop staan voor het opsporen van de nectar en de vrouwtjes.

Ik denk dat ik mij eerder te zeer heb gespiegeld op die andere soort en ook op die mooie dagvlinder en zijn leventje overdag.

Dat is niet zo mijn soort en gewoonte hoor. Dus ik ben niet de allermooiste nachtvlinder en ook niet moeders mooiste zou ik zomaar kunnen zeggen. Maar ja, ik ben ook maar een vlinder voor de nacht en wie ziet mij dan in het donker.

Ook mijn leven dat misschien maar 3 weken duurt en niemand het meer heeft over ons heeft en ook geen tijd genoeg over is zich aan ons te wennen.

Op ons wordt steeds gejaagd door gebruik te maken van de specialiteit van de dierlijke sonar zoals die van “vleermuis Nico” die hierboven in het spleetje huist.

Omdat deze vleermuizen net als deze “Nico” zijn uitgerust met een soort sonar, dus een peilapparaatje in hun kop voor in het donker te kunnen vliegen en waardoor ze ons ook kunnen opsporen door de sonar op mij of op “Pien” te richten en zo te peilen waar we zijn, dan precies kan weten waar hij ons in de lucht als wij heen en weer vliegen kan pakken en oppeuzelen. Erg hè.

Het is een soort van geluidsgolfsignaal dat deze vleermuizen uitzenden en dat signaal wordt door mijn lijf tegengehouden en zo blokkeer ik in de lucht het signaal. Zo kunnen deze “Nico’s” precies weten waar wij zijn, op welke afstand enz in de lucht.

Maar ons peilen op onze slaapplek kunnen ze niet als wij lekker veilig onder ons tafelkleedje zitten en wij ook nog stil blijven en rustig zitten of hangen tussen de plooi.

Er zijn vlinders met van die schrikwekkende kleuren en grote afschrikwekkende afbeeldingen met van die grote ogen getekend op hun vleugels, allemaal noodzakelijk omdat deze tekening op hun vleugels een angstig beeld oproepen bij die een of andere rover en dan om hem of haar te laten weten, ik ben gevaarlijk hoor en kijk mij maar eens. Maar waarom hebben wij dat dan niet en zijn wij niet moeders mooiste? Ben ik “Peer de Mot” bestemd voor de lekkere hap?

Ben ik dan op deze aarde en alleen bestemd voor deze kerel van hierboven, namelijk “vleermuis Nico” van het spleetje. Ik durf er haast niet aan te denken dat mijn leven zo eindigen moet en ik als een lekker en gezond maaltje voor “Nico” steeds op zijn uitgebreide menu moet staan.

Snapt jij nou dat ik heel voorzichtig moet zijn en ik mij zo lang als nodig is moet blijven verstoppen? Doe ik niet aan verstoppertje spelen dan eindig ik veel vlugger dan ik dat kan bedenken in die muil van “Nico de vleermuis”. Geen vlinder breng ik meer voort en mijn generatie is sneller uitgestorven dan ik voorheen had kunnen plannen.

Ik lees hierover in diverse geschriften dat nachtvlinders of motten een grote groep vlinders zijn die overeenkomsten in gedrag vertonen maar geen samenhangende groep vormen. De groep omvat alle vlinders, met uitzondering van de Papilionoidea, waarvoor ook wel de naam Rhopalocera of dagvlinders wordt gebruikt. Deze namen zijn moeilijk uit te spreken voor mij maar er blijft hoop. Kijk maar op Wikipedia

Sommige nachtvlinders zijn ‘s nachts op zoek naar nectar uit bloemen. Ze komen op de zoete geur van de nectar af, ze kunnen immers heel goed ruiken zoals deze motten onze “Peer de Mot” en zijn “Pien”.

Een groot deel uit de vlindercollectie zijn nachtvlinders en vormen een grote groep van ongeveer 920 soorten.

Zo gaat het jammer genoeg ook met vele mensen op deze aarde, ook zij moeten schuilen en moeten zich verstoppen ergens onder het kleedje vanwege hun geaardheid en voor het loerende gevaar van honger, droogte, vervolging, oorlog en misbruik door die anderen. Hebben doorgaans geen nectar om van te smullen zoals deze vele nachtvlinders. Dan zijn het ook nog die “Nico’s” die overal loeren op de gemakkelijke prooi, zoals de arme burgers van hun land. Burgers leven onder erbarmelijke omstandigheden en dictatuur.

Machthebbers gaan voor hun eigen gewin doelen opzetten van macht en zucht naar nog meer.

Om in angst te moeten leven zoals onze nachtvlinder “Peer de Mot” en zijn “Pien”, maakt dat het leven bijna niets meer waard is en ook ongekleurd en dat er geen tijd genoeg overblijft om van te kunnen leven zoals elke mooie gekleurde vlinder met uitstraling en wel alles heeft om van te leven en die hem of haar steeds daarmee plaatst in een beschermde omgeving die hun veiligheid biedt.

Zo zijn er twee verschillende vlinders, de ene leeft in de nacht en de andere vlinder overdag. Twee kwaliteiten zijn er te vinden zowel in de hoge als ook in de lage sentimenten. De kleuren van lijf en vleugels heeft met het vlinder zijn geen niveau en ook geen betekenis.

Vanmorgen op 07 juli 2021, de dag nadat er een vreselijke aanslag is gepleegd in ons land ben ik “Peer de Mot” met mijn vrouwtje “Pien” stiekem door de opengelaten balkondeur gevlogen voordat het nacht wordt.

Wij zijn van ons balkon naar binnen gevlogen en hebben ons uit angst voor de komende nacht verstopt in de plooi van het overgordijn binnen in de woonkamer en achter de radiator.

Mijn flinke uit de kluiten gewassen antennes op mijn kop vingen dit vreselijke bericht van deze aanslag van gisteren op. Ik wist niet dat diezelfde kerel van de vorige nachten en die mij steeds uit mijn verstopplaats jaagt, ook hierbinnen huisde en mij “Peer de Mot” diep verzonken in mijn slaap, dromend over lekkere dingen en nog lekker hing te snoezen dicht tegen mijn “Pien” aan.

Maar bij het openen van de balkondeur ’s morgensvroeg en bij het wegschuiven van de overgordijnen, die kerel ons weer opnieuw ontdekte en wij ons plekje weer moesten verlaten.

Hij dirigeerde ons met zachte hand naar buiten dat wel.

Dit zal ons de volgende keer niet meer gebeuren en zullen wij ons ergens anders moeten gaan verstoppen en zeker voordat de winterse dagen die snel komen gaan, daar zijn. Dan zullen wij het te koud krijgen en zullen bevriezen.

Als de deur van het balkon straks open staat sluipen wij snel naar binnen, gebruiken onze vleugels zo min mogelijk zodat die kerel ons zeker niet zal bemerken en gaan wij ons op die kerel zijn slaapplek verstoppen ergens boven op een kast of zo. In ieder geval op een plek die hij niet zo gauw zal vinden.

Wij hadden hier al een hele tijd gezeten, misschien wel een aantal dagen, verstopt op die kast toen die kerel zijn vrouw ons bemerkte en ons met de stofzuiger heeft opgezogen. Wij belanden dan automatisch in die afvalbak met stof. Ik kan bijna geen ademhalen en heb het benauwd, ik moet vreselijk hoesten en proesten door al dat stof en vuil.

Wanneer zal deze bak geleegd worden denk ik en word ik weer bevrijdt? Enkele dagen later heb ik geluk en worden onze gevangenis en stofbak geleegd in een plastic zak en belanden wij in de gemeentelijke stortbak op straat. Hiep, hiep hoera, wij zijn weer bevrijdt en kunnen wij onze vleugels weer spreiden en schoonmaken en bevrijden van al dat stof.

Ons verstoppertje spelen was weer voorbij. Dit was echt al de zoveelste keer en tegen onze zin in en wij dachten dat wij hier veilig konden blijven slapen op deze kast.

En nee hoor, het blijkt weer een verkeerde inschatting te zijn geweest en ik denk echt dat ook ons leven in gevaar komt en de onderwereld zo de overhand zal krijgen.

Ook rondom mijn balkon wordt het minder veilig. Dat met het plegen van de aanslag deze week ook mijn leven weer minder veilig is geworden.

Gelukkig is maar weer eens gebleken dat er ook nog goede mensen zijn die mij met zachte hand uit mijn slaapplek naar buiten dirigeren en mij “Peer de Mot” weer toevertrouwen aan de gevaarlijke wereld daarbuiten waarin vleermuizen als Dracula’s huizen, precies net zoals hij “Nico de Vleermuis” die huist in het spleetje boven in de spouwmuur van mijn balkon.

En ja hoor, de volgende morgen was het weer raak, komt die kerel weer van het balkon naar buiten de zon schijnt volop en gaat hij mijn verstopplaats weer slopen en word ik “Peer de Mot” gestoord in mijn intieme relatie met mijn vrouwtje “Pien de Mot” en ook met haar vriendin “Josefien de mot”. “Josefien” was juist bij ons op bezoek voor een nacht.

Het tafelkleed waarin wij ons allemaal hadden verstopt en in een enkele vouw van het kleed wordt het kleed wilt weggetrokken en verwijderd van de tafel en daarna weer netjes opgevouwen en gehangen over een andere stoel.

Daar vlieg je dan weer met je hele familie de wijde wereld in en maar weer naar een volgende asielplek.

Voor hoelang nog zal deze onderwereld mij “Peer de Mot” in leven laten voordat ook ik mijn plicht heb gedaan? Zal de wereld inzien dat er ook nog goede kanten aan de mottenwereld zitten, dat ook bij grote inspanning deze vreselijke negatieve kanten ook nog zijn bij te slijpen? Ik hoop echt dat ik dit proces van elkaar begrijpen, elkaar liefhebben, deze haat zal overwinnen, dat ik dat nog mee mag maken tijdens mijn levenscyclus.

Omdat ik zelf vind dat ik een doordouwer ben en volhoudt met wat ik wil, zijn wij toch nog weer opnieuw naar binnen gevlogen de kamer in en hebben wij weer diezelfde truc uitgehaald als de vorige keer en weer zijn wij rechtstreeks naar de slaapkamer gevlogen.

Wij denken hier dan weer opnieuw voor enkele dagen ons verstek te vinden. Wij moeten de winter overbruggen en overleven denken wij en wachten tot het weer lente wordt. Dan vliegen wij weer uit en begint ons leven weer van voor af aan en opnieuw.

En jawel hoor, na enkele dagen verraden wij onszelf weer op onze slaapplek bij het raam en in de vouw van het overgordijn waarin wij ons hadden verstopt. Het gordijn wordt om 8 uur weggeschoven, het is weer dag. Mijn verstopplaats is weer bekend. Die kerel van het appartement heeft ons verrast en ontdekt en gaat wel weer weg.

Hij komt weer terug met een lege jampot met los deksel. Hij is ons weer te snel af. Hij gaat ons vangen denk ik en ja hoor daar gaan we weer. Wij verdwijnen in de lege jampot en het deksel wordt er opgeschroefd.

Wat zal hij met ons gaan doen, wij zullen toch niet stikken als hij de deksel op de pot draait?

Gelukkig gaat hij met ons in de jampot naar het balkon en laat ons weer vrij en daar gaan we weer voor de zoveelste keer. Wij vliegen weer de wijde wereld in op zoek naar een nieuwe plek in het asiel.

De dagen zijn te warm voor de tijd van het jaar en het is 15 graden warm nu. Zo op het einde van december en voor ons is het een onaangename tijd omdat het kan vriezen en het kan dooien. Je weet niet wat er met de natuur gebeurt en hoe wij ons met deze klimaatomslag zullen moeten gedragen.

Het kan ook nog verschrikkelijk koud worden en flink wat graden onder nul gaan vriezen en het leven van ons hangt dan aan een zijden draad tot het volgende jaar dan maar weer als ik het met mijn “Pien” maar zal overleven.

“Peer de Mot en zijn “Pien” zijn niet meer, hun dagen waren verstreken en ik denk dat “Nico de Vleermuis” hier in het spleetje boven in de muur hen heeft opgewacht en zijn zij door datzelfde spook met zijn vlerken uiteindelijk bezweken. Zo zie je maar dat ook “Motten”, hoe belangrijk ook voor deze wereld ooit zullen begrijpen dat Nectar opsnuiven door welke Mot of vlinder dan ook, altijd nog beter is dan het gebruiken en snuiven van “Coke”.

*JGJCVA07072021* https://youtu.be/XgQo0tz0UJc

*

Mijn fietstocht in 2001

Met dit verhaal breng ik een dag en een moment van die dag in 2001 in herinnering. Mijn fietstocht van deze dag was op een doordeweekse dag in de week. Elke dag had ik mij verplicht om in verband met mijn eerdere hartklachten in 1999 en het inbrengen toen van een stent in een van de hoofdslagaders op mijn hart, dagelijks te gaan fietsen en tochten te gaan maken. Ook al regende en sneeuwde het, ik ging toch mijn tocht maken en zelfs door weer en wind. Ik kleedde mij daarop aan en ging toch. Nog geen elektrisch aangedreven fiets, nee, die was nog niet uitgevonden. Het is een uitstekende manier om veel verloren energie weer op peil te brengen en ook door deze inspanning kleine haarvaatjes op het hart weer opnieuw aan te maken. Op een gegeven moment in 2005 ben ik van de fiets afgestapt en zijn mijn vrouw en ik elke dag enige km’s gaan lopen en dat doen wij nu nog elke dag.

Het moment dat ik op deze dag in 2001 toen meemaakte is voor mij in als een blijvende herinnering opgeschreven en in mijn geheugen gegrift en telkens weer denk ik aan dit moment van die tijd en ook aan deze dag terug. Mentaliteiten van mensen zijn niet anders geworden en ik zou haast op z’n zachts durven te zeggen, deze zijn niet veel verbetert tot op vandaag en deze dag.

Ik ben aan mijn dagelijkse fietstocht begonnen van ongeveer anderhalf uur en 18 km lang, onderweg ga ik dan bij het AC Restaurant, dat langs de A2 en richting Maastricht ligt een rustpauze maken om wat op verhaal te komen. Ik fietste altijd stevig door omdat het anders weinig aan je conditie doet. In het AC restaurant ging ik dan elke dag de krant lezen en ook genoot ik van een heerlijk kopje koffie, trouwens het tweede kopje koffie was al lang niet meer gratis. De tijden veranderde waarbij het kopje koffie in de gulden tijd fl.1,35 koste, dat was dus voor 2001 in de goede oude gulden tijd en nu na 2001 wordt de prijs ineens € 2,10. Als ik dan omreken, omrekenen vanaf 2001 dat moeten we natuurlijk allang niet meer doen, maar toch… is dat in guldens toen fl. 4,63. De waarde van de euro is natuurlijk ook flink gedaald, maar toch, het salaris, loon of pensioen dat werd hier niet op aangepast. Ook de mens veranderd en is ook in zijn of haar waarde in mijn visie enkele treden afgewaardeerd. Ik zal u in dit fietsverhaal proberen duidelijk te maken wat ik toen meemaakte en ik bevestig hiermee denk ik ook, dat ik er op deze dag al niet meer toe deed.

Aangekomen met mijn fiets bij het AC restaurant via allerlei binnendoor weggetjes, rijd ik het afgerasterde AC terrein op. Na het stallen van mijn vervoermiddel ben ik naar binnen gegaan en heb ik een kopje koffie zelf getapt zoals dat hier te doen gebruikelijk was. Ik heb een krant van de stapel genomen en bij de kassa samen met de koffie afgerekend.

Er was weinig plaats aan de leestafel, dus ben ik maar aan een grote ronde tafel gaan zitten. Deze tafel was leeg en groot genoeg om met vijf personen aan te schuiven. Dit even terzijde en vertel ik dit erbij omdat het natuurlijk ook om deze grote tafel gaat anders klopt mijn verhaal ook niet. Als ik aan een tafel voor twee personen was gaan zitten, was dit verhaal er natuurlijk nooit geweest en had ik het niet kunnen omschrijven.

Ik zat er al ongeveer een half uur, mijn krant had ik bijna uitgelezen, toen er een oudere dame van tegen de tachtig mij vroeg of zij bij mij mocht aanschuiven, ik zei ja hoor, gezellig. Omdat er genoeg plaats was aan mijn tafel stemde ik daarin natuurlijk netjes en vriendelijk toe. Ik neem mijn krant weg, ruim hem op omdat ik het niet zo netjes vond om maar steeds met bladen van de krant te wapperen in iemand zijn gezicht. Zij zei niets en keek maar wat rond totdat er nog een dame naast haar aanschoof zonder te vragen aan mij of ze….., want ik telde niet meer mee al was dit mijn tafel in eerste instantie, ik zat hier toch het eerst?

Het is dan voor de volgende personen van boven de tachtig jaar die dan aanschuiven, ook zeker van geen belang meer wie er aan deze tafel als eerste zat. Even later schoof er ook nog een oude heer aan. Ik was verder niet meer van belang in het gezelschap en men begon met de conversatie. Men begon rondom mij aan de tafel te kletsen en men deed alsof ik niet meer bestond. Alle verhalen vlogen over mij heen als verschrikkende vogels in de lucht. U kunt zich een dergelijke conversatie best voorstellen, denk ik. En dan hoor ik ze zeggen……afluisteren is niet zo netjes, maar als je de oren spitst dan hoort je nog eens wat. Zo ook toen op deze dag.

Hoe gaat het met jou vroeg de ene dame aan de andere dame, wat zeg je… en de zin wordt nogmaals herhaalt. Hoe gaat het met jou? Nou dat zal ik je vertellen en de andere dame zei ”phpd”, het waren een paar aan elkaar gekoppelde letters en mij zeiden ze niet zo veel, ik dacht eerst dat ze een beetje stotterde en ik had eerlijk is eerlijk dit antwoord nog nooit gehoord. Die ene dame op haar beurt vroeg toen wat zeg je? Wat mankeer je? En ze zegt weer ”phpd”, ze gaat uitleggen wat het betekent, het betekend zegt ze, pijntje hier pijntje daar. Deze uitspraak “phpd” zijn de beginletters van de vier woorden die zij uitspreekt. En dan zegt zij, de dame met de “phpd”, je weet wel het wil niet zo meer zo goed, maar om steeds te klagen daar ben ik ook niet zo’n voorstander van, dus ik zeg dan gewoon ”phpd”, men snapt dan niet wat ik zeg en dus vraagt men dan ook niet meer naar mijn kwalen en mijn gezondheid. Het blijft even stil en dan gooit de andere dame het over een andere boeg…..

De andere dame vraagt daarop, zeg speel jij nog op je bamboefluit? Nee zegt die eerste dame weer, ik speel wel fluit, maar niet op de bamboefluit omdat die niet zo in de compositie is in te passen en dus is die niet meer zo interessant voor mij. Het lijkt wel of zij op haar leeftijd nog altijd in een orkest meespeelt. Je gelooft je oren niet. De andere dame gaat dan weer terug naar het vorige onderwerp en vraagt dan…..

Ben jij de laatste tijd nog ziek geweest, vraagt dan weer de aangeschoven dame. Neen, dat niet meer, maar ik ben wel oudtante geworden. Zo…. en hoe is het met de moeder? O goed denk ik zegt de eerste dame weer, zij heeft wel een totale bekkenfractuur, maar het kind is gezond en dat is toch het voornaamste. Ik wist niet wat ik hoorde.

Nou ja denk ik dan in de stilte mee en al luisterend naar deze conversatie moet ik dan constateren, dit is dus niet leuk voor de moeder, een bijzaak zelfs, een opmerking van mij dan, je zult het maar overhouden van een bevalling, maar het is schijnbaar bij deze dame die niet weet wat een totale bekkenfractuur is, dus maakt het weinig uit.

Opeens begint de oude heer te praten en mengt zich in het gesprek en zegt, zeg dames hebben jullie het ook gezien je kunt hier ook internetten. Toentertijd stonden er van die automaten in de AC’s en kon je tegen betaling een e-mail versturen of zoiets dergelijks. Ik heb mij daar nooit zo in verdiept in die tijd en tijdens mijn fietstochten moet ik zeggen. Zullen wij een e-mail sturen naar Paraguay, hij praat er over alsof het zijn dagelijkse bezigheid is en zo te zien en de manier hoe hij verder erover praat heeft hij ooit van zijn kinderen en kleinkinderen van deze mogelijkheid gehoord denk ik. Een e-mail is toen vanaf deze tafel door deze mensen nooit verzonden zover ik dit kon beoordelen.

Toen stond de bus weer gereed voor de mensen die mijn tafel bezette, en het gezelschap vertrok vanaf mijn tafel en weer zonder een woord tegen mij te zeggen, lopen zij weg. Goeden dag of tot ziens en bedankt voor uw gezelschap was niet aanwezig in hun vocabulaire. Voor deze mensen was ik in de hele aanschuifperiode aan mijn ronde tafel lucht geweest. Ik hoop wel dat ze met elkaar een gezellige dag hebben gehad. Om het te onthouden heb ik een aantal worden op de zijkant van mijn krant geschreven om daardoor dit verhaal te kunnen beschrijven.

Na deze gebeurtenis ben ik naar huis gefietst, niet rechtstreeks en ook niet dezelfde route terug hoor, maar bij het AC restaurant rechtdoor, er was verderop op de A2 een ongeluk gebeurt. JGJCVA14042021* 

****

Een belevenis tijdens onze vakantiedagen in het Sauerland-Duitsland in 2005.

  • Hebben we dan toch een beschermengel die met ons meeloopt en meekijkt?
  • Plots was daar die behulpzame jongeman uit het niets.
  • Een bijzondere ontmoeting.
  • Een Engel?
  • Wij weten het niet, we twijfelen.

Wij vertellen in dit verhaal wat wij meemaakte tijdens een van onze wandelingen.

Het is vandaag zondag 7 augustus 2005, Wij zijn op vakantie voor enkele dagen in het Sauerland in Duitsland.

Wij logeren bij Landgasthof KLEINER in het dorp Stockum en dit dorp valt onder de gemeente Sundern in Noord-Rijnland-Westfalen. Sundern ligt vlak bij de Sorpesee, dit is een groot meer waar campings rondom liggen en waar veel aan watersport wordt gedaan. Op dit meer gaat een rondvaartboot op en neer en vaar je met deze boot mee naar de andere kant.

Stockum is te bereiken op verschillende manieren.

Met de auto via Venlo en het Ruhrgebied en via de autoweg Roermond, Keulen, Olpe enz.

Het weer is niet zo best, maar de lucht ziet er niet uit dat het aanhoudend zal gaan regenen en wij besluiten toch maar om te gaan wandelen. Gewapend met wel een paraplu en onze wandelstok gaan we op weg. Deze weg hebben we nog niet eerder gelopen en het is dus voor ons weer een nieuw avontuur en een nieuw gebied om te gaan ontdekken.

Wij komen regelmatig in Sauerland en logeren dan steeds bij de familie Kleiner. Sinds 2002 komen we hier en dat is inmiddels nu bijna 20 jaar. Het jaar 2020 gooit roet in het eten omdat de hele Coronacrisis en de daaraan gekoppelde pandemie van niet kunnen reizen ons parten speelt. Het jaar 2021 begint ook nog niet goed en zijn wij in afwachting van onze vaccins die zo is ons beloofd, in het tweede kwartaal moeten zijn gezet. Voor ons wordt het leven dan weer wat normaler hopen wij.

Wij lopen achter ons hotel weg richting Sundern en we volgen voorlopig de wegmarkering met de open vierkantjes die tegen bomen zijn gespijkerd en gaan dan op de T – kruising bij de eerste boerderij rechtsaf. Dan gaan we naar links, over een bruggetje, volgen deze bosweg richting Recklinghausen. We gaan tussen twee bergen door, de Winzenberg en de Kahlenberg.

Aangekomen in deze plaats, gaan we tot aan de hoofdweg de L 519, dan gaan we een paar 100 meter naar rechts en slaan dan weer links af. Deze weg loopt tussen enkele huizen 100 meter naar omhoog, dan gaan we weer naar links langs de afrastering van een waterwingebied. Op deze afbuiging staat een bankje en we rusten even uit.

Wij vervolgen onze wandeling. Het is een mooi pad dat we lopen en er staan flink wat braambesstruiken langs de kant over een afstand van 10-tallen meters. We plukken enkele bramen en gaan dan verder, we hebben onze vitaminen weer binnen en misschien hebben wij die ook nodig omdat het een zeer inspannende wandeling wordt.

Het pad is smal en je kunt zien dat er weinig gelopen wordt. Het pad geeft een prachtig uitzicht en we lopen steeds verder omhoog. Boven aangekomen staan we plotseling voor een oorlogsmonument, een enorm wit betonnen kruis van ongeveer twintig meter hoog.

Aan beide zijde van het kruis op een tableau links de gevallenen uit de eerste Wereldoorlog en rechts een tableau met daarop de gevallenen uit de tweede Wereldoorlog.

Het ziet er naar uit dat hier weinig mensen komen. Als we er later tijdens onze wandeling op gaan letten zullen we het kruis op een lange afstand blijven zien. Het kruis staat lager op de berg dan een enorme elektriciteitsmast weer verderop. Als we dan weer doorlopen staan we na enige tijd oog in oog met deze enorme elektriciteitsmast en hier rusten we dan even uit op een bankje en ik maak wat foto’s.

We discuteren dan even met elkaar en kijken welke kant we opgaan en als we goed op de landkaart kijken dan moeten we naar rechts volgens ons. Dit besluit is achteraf verkeerd gebleken want we waren nog niet zo ver om af te buigen naar Sundern, dit was wel de bedoeling om er dan koffie te gaan drinken met iets lekkers erbij.

We zijn dit pad opgegaan en na enkele minuten ging het toch flink regenen en moesten we de paraplu opzetten. Zo hebben we enige tijd doorgelopen, eerst door een ruim bos met grote bomen en hierin stond een stenen zuil met rondom wat plaatsnamen (Weninghausen, Westerveld en Recklinghausen) als een markering voor het samenkomen van hun grenzen. Dan lopen we op een pad wat helemaal tegen de berg is gelegen en waar je aan een kant de berg en het bos hebt en aan de andere kant uitkijkt over weilanden. Je loopt steeds onder de bebossing door en je moet uitkijken dat je niet steeds tegen de struiken aanloopt want door de regen en met paraplu op, word je dan toch nog steeds natter.

Opeens zeggen we tegen elkaar terwijl we verder lopen dat we denken dat wij niet goed lopen, want als je goed kijkt dan ligt Sundern meer links op de kaart en het plaatsje wat we zien liggen zeker niet Sundern is. Volgens de kaart zou dat het plaatsje Weninghausen kunnen zijn. We weten het niet meer en de landkaart wordt goed nat.

Plotseling uit het niets passeert ons op dit smalle pad een jonge man van ongeveer 25 jaar, we hadden hem helemaal niet aan horen en zien komen. Mijn vrouw vraagt aan hem, terwijl hij passeerde op dit pad, of dit pad uitkomt op de weg naar Sundern.

Hij zij ons in het voorbijgaan dat we goed fout zaten en dat we terug moesten lopen totdat we weer terug waren bij de elektriciteitsmast. Dus weer dat hele stuk omhooglopen, hij vertelde ons ook dat dit niet meer zo ver was. Het was wel een flink stuk teruglopen en dus bergop en extra zwaar met deze regen.

Waarom vertelde hij dit aan ons, we wisten waar we vandaan kwamen. Wilde hij ons op ons gemak stellen? Wat ons opviel was dat de man nergens vandaan had kunnen komen zonder dat wij dit zouden hebben gezien. Er waren geen parkeerplaatsen, noch andere paden die aangesloten waren op ons pad. Het viel ons beide op dat de man geen waterdruppels op zijn jas had. Hij was helemaal niet nat en had een nette overjas aan, niet direct een kledingstuk om hier te gaan wandelen op dit uur van de dag. Wij hadden een paraplu nodig om niet nat te worden, hij zou toch ook nat moeten worden zou je zeggen, zeker om onder de hangende takken door kun je niet drooglopen.

Mijn vrouw en ik zijn zwijgend teruggelopen totdat we weer boven op het wat vlakkere terrein waren. We zijden allebei tegelijkertijd tegen elkaar, had jij dat ook gezien dat die man uit het niets kwam en niet nat was op enkele druppels na. Wij hadden er bij het omhoog lopen allebei over na lopen denken hoe dit had gekund. Was dit onze beschermengel geweest?

Uiteindelijk zijn we weer boven bij de elektriciteitsmast en gaan dan het andere pad volgen. We lopen dan langs kleine bospercelen en afgemaaide korenvelden en komen dan onder aan de hoofdweg weer uit.

Hier is een restaurant voor de snelle hap en we besloten om hier maar koffie te gaan drinken. We waren maar net binnen of er ging een regenbui over ons heen die als we nog buiten waren geweest in het vrije veld, we door en door nat waren geworden ook al hadden wij onze paraplu opgehad.

Toen het weer droog geworden was zijn we verder gelopen richting Recklinghausen.

We zijn weer dezelfde weg teruggelopen tussen de bergen door naar ons hotel in Stockum. We hebben vandaag weer fijn gewandeld. Wij hebben iets beleefd dat in het geheugen enige tijd zal blijven zitten. In ieder geval zullen we het aan iedereen die het horen wil vertellen. Of de aanhoorders het dan willen geloven of niet in ieder geval zaten wij er vol van. *JGJCVA25022021*

Oude foto NCB 1918

Een korte geschiedenis,

Mijn vader geboren in 1904 is gaan werken als 14-jarig knaapje in het jaar 1918 in deze nieuwe fabriek, e.e.a weergegeven op dit oude plaatje van de N.C.B aan de N.C.B.-laan in Veghel. Dit bedrijf is door de jaren heen flink uitgebreid tot een concern van formaat. Mijn vader heeft hier in de fabriek bijna 40 jaar gewerkt totdat hij werd weggeroepen door de vrijwilligersbrandweer, na deze oproep is hij nooit meer thuisgekomen. Hij ging op weg om mensen die in nood waren te helpen. Hij kreeg een hartstilstand onderweg naar de brandweerkazerne. Uiteindelijk bleek het een schoorsteenbrand te zijn. Hij liet mijn moeder alleen achter met 5 kinderen van 4 tot 12 jaar oud. *JGJCVA25052021*

(De uitgegroeide N.C.B. van de C.H.V. Veghel aan de oude binnenhaven.)

Voor onze appartementen contacten te leggen via onderstaande telefoonnummers en adressen.

European Residential Management

Sarphatiplaza 8ste verdieping, Rhijnspoorplein 3, 1018 TX Amsterdam
Bankrekeningnummer: NL87INGB0009083668,

telefoonnummer: 020 – 23 58 812,

  1. e-mail voor contact: info@eresm.nl,
  2. Melding voor klachten onderhoud: technischbeheer@eresm.nl,
  3. Eresm | Bewonersportal (huurderonline.nl),
  4. klachten te melden op: maandag tm donderdag van 09:00 tot 12:00 uur en van 13:00 tot 16:00 uur en op vrijdag van 09:00 tot 12:00 uur.
  5. Weer een nieuwe eigenaar van deze appartementen “PARKHOF”.

Wonen Limburg Postbus 1254, 6040 KG Roermond.
Woonservice-Weert@wonenlimburg.nl
Verhuurder: Wonen Limburg. Tel: 088-385 – 0800
Website: www.wonenlimburg.nl – E-Mail: post@wonenlimburg.nl

Van de Beuken Centrale Verwarming zijn te bereiken:

Bezoekersadres: Molenweg Zuid 6, 6129 PH Urmond
Tel: +31 – (0) 46 – 433 19 89
E-mail: info@vandebeucken.com,

WML watermeter
Watermeternummer: , huisnummer …,
klantnummer/opnamenummer: 380417…
WML: Naast het online verzenden van de watermeterstand kun je deze ook telefonisch doorgeven op 0800 – 2100 (gratis), met een smartphone of tabletcomputer op www.wml.mobi of de ingevulde opnamekaart per post verzenden.

ENECO: elektriciteit en gasleverancier.
Bellen met de Klantenservice: 0900 – 0201
Bereikbaar op werkdagen tussen 08.00 en 18.00 uur.
Per post: Eneco, Postbus 1014, 3000 BA Rotterdam.
U kunt uw klacht doorgeven via ons klachtenformulier.

Enexis is de netbeheerder voor aansluitingen en transport vanaf: 1 juli 2017 voor het Gas en Elektriciteitsnet voor ons appartement.
Contactgegevens www.enexis.nl/welkom

Gemeente Weert, Postadres: Postbus 950, 6000 AZ Weert

Bezoekadres: Wilhelminasingel 101 Weert
Telefoon: (0495) 575 000 (algemeen gemeente Weert)

Bedrijfsinfo van Jos Joosten (PATIO) aanleg en onderhoudt van tuinen.
Adres: Bezoekadres: Drukkerijstraat 3, 6001SL Weert
Factuuradres: Kloosterstraat 64, 6004KN Weert
Contactgegevens: GSM 06 41 00 10 42
E-mail: info@tuinverzorgingjosjoosten.nl

Fulco, de minstreel van IJsselstein

Bertvanzantwijk

In het centrum van IJsselstein staat een beeld van Fulco de Minstreel.

  • Een jongeman met een luit in de hand en een zwaard in de schede. Het beeld is in 1980 vervaardigd door de beeldhouwers Peter Siccama en Martijn Vergouw en in 1983 door de RABO-bank geschonken aan de stad. Ook het Fulcotheater en het Fulco Mannenkoor, beiden in IJsselstein, verwijzen naar hem. Maar wie was nu eigenlijk Fulco de Minstreel?
  • De gemeente IJsselstein schrijft op haar website: Het standbeeld van Fulco de Minstreel herinnert inwoners van IJsselstein aan de trouw van de dappere schildknaap Fulco aan de stad IJsselstein. Al vele jaren heeft Fulco met zijn minstreel in de hand standvastig zijn plek in het centrum van de stad, op de hoek van de Schuttersgracht. Fulco met zijn minstreel in de hand? Tja!
  • Het beeld heeft sinds 2013 een nieuwe locatie op de Overtoom. Bij het beeld is een granieten plaat geplaatst met de tekst:
    • Fulco, 1279 – 1363,
    • De oude stad van IJsselstein
    • Laat hier jouw moed en daden fel
    • Jouw liederen en snarenspel
    • In brons en steen vereeuwigd zijn

Die geboorte- en sterfdatum zijn een verzinsel van de RABO-bank, want Fulco heeft niet echt bestaan. Hij is de hoofdpersoon uit de jeugdroman ‘Fulco de Minstreel’ uit 1892 van Cornelis Johannes Kieviet, een schrijver die vooral bekend is geworden door zijn boeken over Dik Trom. Het boek is een geromantiseerd verhaal over een historische gebeurtenis die zich heeft afgespeeld rondom Gijsbrecht van IJsselstein en zijn vrouw Bertha van Heukelom.

In 1296 werd Floris V, graaf van Holland, ontvoerd door ontevreden edelen die hem wilden dwingen om af te treden. Toen er een poging werd gedaan om hem te bevrijden, werd Floris door Gerard van Velzen doodgestoken. Daarna vluchtte Van Velzen naar kasteel Cronenburgh, dat in handen was van de familie Van Amstel. Gijsbrecht van IJsselstein, telg uit de familie Van Amstel, werd verdacht van medeplichtigheid bij de ontvoering en toen hij in de opgelaaide strijd tussen Holland en Het Sticht weigerde om Hollandse troepen op zijn kasteel te huisvesten, werd hij gevangengezet. Vervolgens werd het kasteel van IJsselstein door de Hollanders aangevallen. Bertha van Heukelom, de vrouw van Gijsbrecht, wist echter langdurig stand te houden.

Kieviet heeft de gevangenneming van Gijsbrecht en de belegering van kasteel IJsselstein gebruikt als basis voor zijn boek over Fulco de Minstreel. Het verhaal speelt zich af in 1297. Gijsbrecht van IJsselstein, toen nog met één S, is op weg naar Heukelom waar zijn aanstaande bruid Bertha woont. Hij zal in Heukelom met haar trouwen en haar vervolgens meenemen naar IJsselstein. Gijsbrecht wordt omschreven als een schoonen jonkman van hoogstens vijfentwintig jarigen leeftijd ´met blonde krullen, die uiteraard ´een koene blik en fiere houding heeft.

Gijsbrecht wordt op zijn tocht naar Heukelom vergezeld door zijn schildknaap Jonker Jan van Asperen en door zijn dienstman Fulco. Jan van Asperen wordt door Kieviet omschreven als ongeveer zeventien jaar, eerlijk en trouwhartig, maar met meer moed en woeste kracht dan schranderheid. En dan is er uiteraard Fulco, de held in het verhaal van Kieviet en het onderwerp van dit artikel. Hij wordt door Kieviet omschreven als ´een vrolijke jongen van ongeveer twintig jaar, die de grootste heldenstukken met onverstoorbare kalmte verricht´. Gijsbrecht zou in 1296 hebben deelgenomen aan de belegering van Cronenburgh en daarbij heeft Fulco hem het leven gered. Fulco weet hierdoor dat hij zich wel iets kan veroorloven en gedraagt zich veel vrijpostiger dan je van een dienstman zou verwachten. Zijn kameraden noemen hem ´Fulco den Minstreel´, omdat hij hen op feestdagen vaak vermaakt met liedjes.

In het boek is Gijsbrecht van IJsselstein ´de goeierik´, Hendrik van Vianen ´de slechterik´ en Fulco de held die Gijsbrecht redt uit de handen van Hendrik. Die rolverdeling wordt al in het eerste hoofdstuk duidelijk. Gijsbrecht, Jan van Asperen en Fulco worden op weg naar Heukelom overvallen door noodweer en besluiten te gaan schuilen in een verlaten hut. Als zij daar aankomen horen zij een vrouw om hulp roepen. Gijsbrecht en Jan rennen naar binnen en treffen daar Jonkvrouw Bertha van Heukelom, die hun tegemoet was gereden, en eveneens had besloten om in de hut te gaan schuilen. Daar was zij echter aangevallen door een gemaskerde man die haar trachtte te beroven. Terwijl Gijsbrecht en Jan de hut doorzoeken ziet Fulco, die buiten bij de paarden was gebleven, de boef naar buiten vluchten en hij slaagt er nog net in om hem met zijn zwaard een klap op de kop te geven. De boef weet echter te ontkomen.

Het tweede hoofdstuk speelt zich af op slot Heukelom, waar ter ere van het aankomende huwelijk een riddertoernooi zal worden gehouden. Fulco is bezig om het paard van Gijsbrecht te verzorgen, als Jonker Jan hem gezelschap komt houden. Zij bespreken het komende toernooi en vragen zich af of de Heer van Vianen, die nog nooit is overwonnen, ook aan het toernooi zal deelnemen. Precies op dat moment komt Hendrik van Vianen de poort binnenrijden met zijn dienstman. Hendrik, die te herkennen is aan zijn ´trots en bars´ uiterlijk, laat zich daarbij direct van zijn slechtste kant zien door op barse toon bevelen te geven aan Jan en Fulco en te gaan schelden en tieren als de bevelen niet worden opgevolgd. De dienstman van Hendrik wordt omschreven als een man met een galgentronie.

Ondanks het warme weer houdt hij zijn kap over het hoofd. Het valt Fulco direct op dat de kap er morsig en gevlekt uitziet en aan de achterkant is hersteld met garen. Hierdoor weet Fulco dat dit de boef is die Jonkvrouw Bertha heeft aangevallen. We hoeven bij Kieviet in elk geval niet te raden naar wie onze sympathie dient uit te gaan.

Gijsbrecht en Bertha worden door de bisschop in de echt verbonden. Dan begint het toernooi. Gijsbrecht en Bertha hebben een ereplaats bij de hoge tent. De ridders betreden in optocht het toernooiveld en rijden enkele ronden om zich te presenteren en het bruidspaar te groeten. Daarna worden de toernooireglementen voorgelezen en worden de ridders in twee teams verdeeld die zich elk aan een kant van het toernooiveld opstellen en een aanvoerder kiezen. Hendrik van Vianen is één van de twee aanvoerders en zijn team wint de teamwedstrijd. Na een pauze om de uitrustingen in orde te brengen is het tijd voor de individuele gevechten. Er vinden verschillende man-tegen-man gevechten plaats. Uiteindelijk blijft Hendrik van Vianen over. Hij daagt de ridders uit tegen hem te strijden, maar er komt geen ridder meer het strijdperk binnenrijden. Bij de derde en laatste oproep verschijnt er echter opeens een ridder die met gesloten vizier laat weten de uitdaging aan te nemen. De onbekende ridder wint van de tot dan toe onoverwonnen Hendrik van Vianen en als hij zijn vizier omhoog doet, blijkt het Gijsbrecht te zijn.

Onder het schetteren van bazuinen en klaroenen keren de edelen terug naar het slot om zich klaar te maken voor de feestdis. Er is eten en drinken in overvloed, er wordt gezongen en iedereen is in een opperbeste stemming. Het valt niemand op dat Hendrik van Vianen niet aan de feestvreugde deelneemt. Dat verandert als de bisschop een toost uitbrengt op ´de schoone bruid en de dappere overwinnaar. Als de bisschop Hendrik aanspreekt op het feit dat hij niet meeproost, zegt Hendrik dat de wedstrijd niet eerlijk is verlopen en dat Gijsbrecht op een eerlijke manier nooit van hem zou hebben gewonnen. Alle edelen gaan tegen Hendrik in en, in het nauw gedreven, daagt Hendrik Gijsbrecht uit voor een zwaardgevecht. Gijsbrecht trekt zijn zwaard, maar steekt deze weer weg als hij ziet dat Hendrik van Vianen zo dronken is dat hij staat te wankelen op zijn benen. Hij gelast Hendrik te gaan slapen, maar Hendrik zegt dat hij geen seconde langer in het slot wil blijven.

Hendrik gaat naar de andere kant van het slot, waar de bedienden verzameld zijn. Ook hier is het onrustig. Fulco heeft de gasten vermaakt met een liedje waarin hij de gebeurtenissen in de hut beschreef en heeft daarna Peer, de dienstman van Hendrik, aangewezen als de aanvaller van Jonkvrouw Bertha. De bedienden willen vervolgens Peer naar de burchtzaal brengen om berecht te worden. Als Hendrik arriveert ziet hij hoe Peer door de bedienden wordt weggesleurd en opnieuw trekt hij zijn zwaard. Gijsbrecht, die achter Hendrik is aangelopen, beveelt echter dat de dienstman moet worden losgelaten, zodat Hendrik kan vertrekken. Hendrik van Vianen verlaat woedend slot Heukelom en Gijsbrecht van IJsselstein heeft er vanaf dat moment een vijand bij.

Twee weken later gaat Gijsbrecht naar slot Sandenburgh in Veere om als gevolmachtigde van de bisschop te onderhandelen met Graaf Jan 1, minderjarige zoon van de vermoorde Floris V en de nieuwe graaf van Holland en Zeeland, en zijn raadsheer Wolfert van Borssele (zie ook: In Den Haag daar woont een graaf) over de voorwaarden voor vrede tussen Utrecht en Holland. Fulco reist met hem mee en Jonkheer Jan van Asperen krijgt de zorg over het kasteel in IJsselstein. Al snel blijkt dat Wolfert, die tot aan de vijftiende verjaardag van Graaf Jan het bestuur over Holland voert, slechts vrede wil stichten als de bisschop afstand doet van zijn leenheerschappij over Amstel en Woerden. Gijsbrecht, die van de bisschop opdracht heeft gekregen om tegen elke prijs vrede te sluiten, heeft geen andere keuze dan de voorwaarde van Wolfert te accepteren en ondertekent het traktaat.

Daarna wenst Wolfert van Borssele nog iets persoonlijks met Gijsbrecht te bespreken. Hij vraagt hem wat de houding van Gijsbrecht zal zijn als de bisschop het gesloten vredesakkoord zou schenden. Gijsbrecht antwoordt dat hij die stap zou afkeuren, maar dat hij als Maarschalk van Utrecht en als leenheer van de graaf van Holland tegen de graaf noch de bisschop het zwaard zou voeren. Dan komt een schildknaap melden dat een renbode uit Holland belangrijke informatie komt brengen en om directe toegang heeft verzocht. Het blijkt Hendrik van Vianen te zijn. Hendrik meldt dat de bisschop Holland is binnengevallen. Wolfert vraagt dan aan Gijsbrecht toestemming om troepen op zijn kasteel in IJsselstein te mogen huisvesten, maar Gijsbrecht weigert. Hierop dreigt Wolfert om Gijsbrecht gevangen te nemen. Gijsbrecht wijst Wolfert op het feit dat hij als gezant onschendbaarheid geniet en herhaalt dat hij zich niet tegen de bisschop zal keren. Daarna trekt Gijsbrecht zijn zwaard en gaat er vandoor. Niemand durft hem tegen te houden. Buiten staat Fulco al te wachten met de paarden.

Gijsbrecht en Fulco vluchten en trachten aan hun achtervolgers te ontkomen door een onlogische route te volgen. Dit lijkt te lukken, maar vlak voor IJsselstein worden zij in een hinderlaag gelokt door Hendrik van Vianen. Terwijl Fulco op afstand wordt gehouden, wordt Gijsbrecht gevangengenomen en geboeid afgevoerd naar het slot van Hendrik van Vianen in Culemborg. Daar wordt hij langs een trap naar beneden gevoerd en in de kerker gegooid.

Fulco keert alleen terug in IJsselstein. Er wordt gedacht aan het verzamelen van mankrachten om het slot in Culemborg aan te vallen, maar als snel realiseren zij zich dat Hendrik in dat geval Gijsbrecht zal doden. Er is een list nodig. Fulco stelt voor om de zoon van Hendrik van Vianen te ontvoeren en te ruilen tegen Gijsbrecht. Het plan wordt aangenomen en Fulco vertrekt naar Culemborg. Vlak bij het slot komt hij Peer, de dienstman van Hendrik, tegen. Hij papt met hem aan door zijn verontschuldigingen aan te bieden voor zijn onterechte beschuldiging dat Peer de aanvaller van Jonkvrouw Bertha was geweest en maakt hem wijs dat de werkelijke dader inmiddels is gepakt en berecht. Uiteindelijk lukt het hem om Peer om te kopen met de zak met goudstukken die Jonkvrouw Bertha hem heeft meegegeven. Peer gaat naar het slot en komt enkele uren later terug met het kind. Fulco neemt het kind over, stelt het gerust en samen met Peer rijden zij terug richting IJsselstein. Vlak voordat zij slot IJsselstein bereiken worden zij achterhaald door troepen van Hendrik van Vianen. Fulco geeft het kind aan Peer en gelast hem het kind het slot in te brengen. Zelf wacht hij de troepen van Hendrik op in een poging hen op te houden. Maar dan krijgt hij hulp van een aantal ruiters uit slot IJsselstein en slaan de troepen van Hendrik op de vlucht.

Hendrik van Vianen is woedend. Hij brengt zijn gevangene Gijsbrecht naar Dordrecht, waar hij hem laat opsluiten in een kerker van Crayenstein, het slot van Aloud van Yerseke, de baljuw van de graaf. Nog dezelfde dag begint hij met zijn troepen met de belegering van slot IJsselstein. Daarbij maakt hij gebruik van een Kat-constructie, een houten afdak die de aanvallers bescherming biedt tegen pijlen en waaronder materialen kunnen worden meegenomen die nodig zijn om een slotgracht te dempen en een rammei om de slotmuur te slopen. De verdedigers van slot IJsselstein besluiten als het donker wordt om een uitval te doen om de Kat te vernietigen. Ook Fulco is bij de uitval aanwezig, maar als de belegeringswerktuigen in brand staan maakt Fulco van de gelegenheid gebruik om er ongezien vandoor te gaan.

Fulco wil een poging wagen om Gijsbrecht vrij te krijgen. Hij gaat als eerste naar het slot in Heukelom, waar hij de nacht doorbrengt en de ouders van Bertha op de hoogte brengt van de situatie. Hier hoort hij dat Gijsbrecht naar Dordrecht is overgebracht. Daarna gaat hij naar Utrecht en als hij daar weer vertrekt heeft hij zijn uiterlijk veranderd en een mars gevuld met producten. Fulco trekt van kasteel naar kasteel en verkoopt zijn producten als marskramer. Hij stopt met scheren en laat een baard en snor staan. En zo komt hij uiteindelijk als een ervaren marskramer aan bij slot Crayenstein. Hij slaagt erin om het slot binnen te komen en mag zelfs in de bediendenvleugel blijven slapen. Zijn poging om de sleutels van de kerker te stelen mislukt echter jammerlijk.

Daarna gaat Fulco naar Vlaanderen. Hij oefent lange tijd op het maken van muziek en huurt daarna een aantal muzikanten in die samen met hem muziek gaan maken. Als ze voldoende repertoire hebben gaan ze naar het slot in Dordrecht waar een feest wordt gehouden. Eerst spelen zij voor Heer Aloud en zijn gasten. Daarna treden zij op voor de dienstmannen van Aloud en zij gaan daarmee door tot allen stomdronken zijn en uiteindelijk in slaap vallen. Dan stelen zij de bos met sleutels van de slapende keldermeester, bevrijden Gijsbrecht en vluchten de donkere nacht in.

Jonkvrouw Bertha kan het slot niet langer verdedigen. Peer, de vroegere dienstman van Hendrik, heeft getracht om hen te verraden. Hij had aan Hendrik voorgesteld om de poort te openen als hij dan vrij zou mogen vertrekken en kon slechts op het laatste moment worden betrapt. Hij is in de kerker geworpen. Van de honderd mannen met wie Bertha de verdediging van het slot is begonnen, zijn er nog slechts zestien in leven. Ook onder de vrouwen en kinderen zijn er veel slachtoffers ten gevolge van vallende stenen en ziektes. Bovendien zijn de voedselvoorraden bijna op.  Bertha stelt daarom aan Hendrik van Vianen voor om het slot aan hem over te dragen, inclusief zijn in goede gezondheid verkerende zoontje, in ruil voor een vrije uittocht voor alle personen die zich in het slot bevinden. Hendrik weigert echter. Hij wil slechts de vrouwen en kinderen vrije uittocht geven. Daarnaast wil hij zijn zoon gezond terug en wil hij dat Peer aan hem wordt uitgeleverd. Bertha en de manschappen wil hij aan Aloud overdragen om berecht te worden. Dit is voor Bertha niet acceptabel, omdat zij zich realiseert dat Aloud hen allen de doodstraf zal geven. Zij zegt daarom tegen Hendrik van Vianen dat ze dan nog liever het slot in brand steekt en in de vlammen omkomt en dat Hendrik daarmee ook het lot bezegelt van zijn zoontje.

Hendrik denkt even na en komt dan met een laatste voorstel. Hij wil de teruggave van zijn zoon en uitlevering van de verrader Peer. Daarnaast wil hij het lot laten beslissen wie terecht wordt gesteld en wie vrij is om te gaan. De helft van de bezetting, waartoe ook Bertha behoort, zal ter dood worden gebracht. Vrouwen en kinderen zijn vrij om te gaan. Bertha vraagt een uur bedenktijd om het voorstel met haar mensen te bespreken. Jonker Jan van Asperen is de enige die tegen het voorstel stemt en dus keert Bertha na een uur terug om Hendrik van Vianen mede te delen dat zij akkoord gaat met zijn voorstel. Daarbij vraagt zij of hij zijn ridderwoord geeft dat de helft van de bezetting vrij zal zijn om te gaan. Dit wordt door Hendrik bevestigd.

Bertha en haar krijgslieden verzamelen op de binnenplaats. Hier dankt Bertha hen voor hun trouw en neemt van elk van hen persoonlijk afscheid. Daarna komen de vrouwen en kinderen afscheid nemen. Tot slot wordt Peer uit de kerker gehaald en naar de binnenplaats gebracht. Dan wordt de poort geopend en verlaten de vrouwen en kinderen met gebogen hoofd het slot. De rijen der vijanden openen zich om hen door te laten. Daarna rijdt Hendrik van Vianen de binnenplaats op, gevolgd door zijn mannen. Bertha stapt naar voren met het kind van Hendrik aan de hand. Hendrik van Vianen neemt het kind aan, kust het en geeft het kind daarna door aan een dienaar. Dan rukt Peer zich los en werpt zich kermend voor de voeten van zijn voormalige meester. Hendrik trekt zijn zwaard en geeft hem daarmee een slag in het gelaat. Daarna geeft hij opdracht om Peer op te sluiten. Hij richt zich tot Bertha en vraagt waar de bezetting is die zich aan hem zou overgeven. Bertha wijst op de vijftien mannen om haar heen en zegt dat dit de volledige bezetting is. Hendrik is beschaamd dat zo´n kleine bezetting zo lang weerstand heeft kunnen bieden aan zijn mannen. Hij laat ze opsluiten in de kerker, zendt vervolgens een renbode naar Den Haag om de Graaf en Wolfert van Borssele op de hoogte te stellen van de val van IJsselstein en laat daarna Peer uit de kerker halen.

Hendrik veroordeelt Peer tot radbraking. Hij wordt aan een rad vastgebonden, waarna zijn ledematen een voor een worden gebroken. Peer sterft op een gruwelijke manier. Nadat Hendrik zijn kind met een gewapende geleide heeft laten terugbrengen naar zijn kasteel, brengt hij zijn gevangenen in triomf naar Dordrecht.

Op het marktplein voor het stadhuis in Dordrecht staan acht galgen klaar. De poorters (letterlijk: mensen die het recht hebben om zich na de avondsluiting van een stadspoort nog in de stad op te houden) van Dordrecht komen naar het plein om de terechtstellingen bij te wonen. Zij zijn het niet met de vonnissen eens, maar durven daar niet voor uit te komen. Een monnik heeft minder angst en roept verwensingen over baljuw Aloud en Wolfert van Borssele. Diverse poorters nemen de verwensingen over en er ontstaat een grimmige sfeer op het plein. Aloud zendt de Schout en zijn schutters naar het plein om de orde te herstellen. Het gejoel wordt hiermee gesmoord, maar de grimmige sfeer op het plein blijft bestaan. Aloud glimlacht als hij het gejoel en de dreigementen hoort verstommen. Hij beschouwt het als een teken van angst voor zijn macht. Hij begeeft zich naar de rechtszaal waar de schepenen al op hem wachten. Hendrik van Vianen wordt verzocht de rechtszaal te betreden en de gevangenen worden binnengeleid door gewapende krijgslieden.

Daarna laat Aloud de deuren openen, zodat de poorters aanwezig kunnen zijn bij het proces. De zaal stroomt vol en er heerst een ademloze stilte. Als eerste krijgt Hendrik van Vianen het woord. Hij vertelt welke voorwaarden zijn overeengekomen bij de overgave: vrije uittocht voor vrouwen en kinderen, teruggave van zijn kind, uitlevering van de dienaar die hem verraden heeft en de doodstraf via loting voor de helft van de bezetting van slot IJsselstein. Daarna vraagt de baljuw aan Jonkvrouw Bertha of zij deze bepalingen erkent. Bertha zegt dat ze de bepalingen erkent, maar voegt toe dat tevens is overeengekomen dat de helft van de bezetting die door de loting de doodstraf ontkomt de vrijheid zal verkrijgen. Daarna legt de baljuw het verloop van de loting uit. Hij heeft zestien balletjes van was. In elk balletje bevindt zich een penning. Acht balletjes bevatten een Hollandse penning, de andere acht een Leuvense penning. Wie een Hollandse penning treft behoudt het leven, terwijl een Leuvense penning leidt tot de galg.

Draagt dat de goedkeuring van u allen weg? Vraagt Aloud. Het is schandelijk wordt er vanuit het publiek geroepen. Aloud kijkt geïrriteerd naar de menigte, maar kan niet ontdekken wie er heeft geroepen. Bertha kijkt verrast, want zij herkent de stem. Dan staat een van de schepenen op. Het is Heer Nicolaas van Putten, de enige adellijke persoon onder de schepenen. En de enige die zijn stem durft te laten horen. Hij vraagt zich af of het gerechtvaardigd is om een edelvrouw te laten meeloten met haar dienaren. Een gejuich stijgt op uit de menigte. Bertha treedt naar voren en deelt de baljuw mede dat het haar eigen keuze is om hetzelfde lot te ondergaan als haar dienaren omdat zij samen met hen heeft gestreden.

De wasballen worden in een zilveren schaal gedaan en Bertha moet als eerste een bal uit de schaal nemen. Zij trekt een Hollandse penning. Er stijgt een gejuich op en Aloud begint zich te realiseren dat hij erg onvoorzichtig is geweest door de loting in het openbaar te doen plaatsvinden. Na Bertha is Jan van Asperen aan de beurt. Hij trekt een Leuvense penning en zal aan de galg worden gehangen. Als de loting voorbij is gelast Aloud dat de ongelukkigen met een Leuvense penning naar buiten worden geleid, zodat het vonnis direct kan worden voltrokken. Bertha gaat op haar knieën en smeekt Aloud om hen te sparen. Aloud antwoordt dat er geen genade zal zijn voor opstandelingen. De acht ongelukkigen die een Leuvense penning hebben getrokken zullen worden opgehangen en de overige acht zullen in de kerker worden gegooid.

Schepen Nicolaas van Putten gaat voor de IJsselsteinse groep staan, trekt zijn zwaard en zegt dat hij niet zal toestaan dat de overeengekomen voorwaarden worden geschonden. Aloud geeft opdracht om de muiter te arresteren. Te wapen! Roept de monnik en hij stelt zich met getrokken zwaard op naast de Heer van Putten. De aanwezige poorters schreeuwen dat er verraad wordt gepleegd en roepen om de dood van Aloud. Op dat moment komen de schutters de zaal binnen om de orde te herstellen, maar als zij de situatie begrijpen, kiezen ze de kant van hun stadgenoten.

De monnik stapt naar voren richting Hendrik van Vianen en daagt hem uit voor een gevecht. Op het moment dat Hendrik van Vianen met getrokken zwaard op hem toe stapt, trekt de monnik zijn kap naar achteren. Hendrik schrikt als hij ziet dat het Gijsbrecht is. Dan ontstaat er een gevecht, dat wordt beslist als Gijsbrecht met zijn zwaard de schedel van Hendrik verbrijzelt. De poorters hebben dan al van de gelegenheid gebruik gemaakt om zich op Aloud te storten en wraak te nemen voor de jarenlange dwingelandij. Zij slepen hem naar buiten en hangen hem aan een van de voor de IJsselsteiners klaarstaande galgen.

Daarmee is het echter nog niet klaar. Wolfert van Borssele, die nu vrijwel onbeperkte macht heeft, verklaart de Dordtenaars tot oproerlingen en zendt een krijgsmacht om de stad te tuchtigen. De poorters, aangevoerd door Nicolaas van Putten die ondersteund wordt door Gijsbrecht van IJsselstein, weten de stad echter te behouden. Ook in andere steden beginnen protesten te klinken tegen de dwingelandij van Wolfert, waardoor hij zich niet meer veilig voelt in Den Haag en besluit om naar Zeeland terug te keren. Wolfert gaat in Vlaardingen aan boord van een schip, maar wordt achterhaald en gevangengenomen. Hij wordt onder gejuich naar Den Haag gebracht en daarna gevangengezet in Het Steen in Delft. De poorters van Delft eisen de uitlevering van Wolfert en gaan, als daar geen gehoor aan wordt gegeven, naar Het Steen. Zij slepen Wolfert naar buiten waar zij hem vermoorden. Graaf Jan, die minderjarig is, nodigt hierop zijn neef Jan van Avennes, Graaf van Henegouwen, uit om zijn nieuwe raadsheer te worden. Hij accepteert de uitnodiging en een van zijn eerste daden is om alle schenkingen die van Borssele aan zichzelf en zijn echtgenote heeft gedaan te vernietigen en slot IJsselstein terug te geven aan Gijsbrecht.

Onder gejuich keren Gijsbrecht, Bertha en hun gevolg terug op hun slot. Een dag later verzamelen zij zich in de burchtkapel, waar zij God danken voor de redding en bidden voor de dapperen die in de strijd zijn gevallen. Na de gewone dienst komen twee koorknapen aanlopen die elk een harnas voor het altaar neerleggen. Jan van Asperen en Fulco worden opgeroepen om naar voren te komen en voor het altaar te knielen. De priester pakt een zwaard en zegent het. Daarna treedt Gijsbrecht naar voren, neemt het zwaard aan van de priester en slaat Jan en Fulco tot ridder. Beiden trekken het klaarliggende harnas aan en krijgen door Gijsbrecht gouden sporen aangegespt. In vol ornaat worden zij daarna door de priester gezegend.

Kieviet eindigt het verhaal met de mededeling dat Fulco door Heer Gijsbrecht werd benoemd tot Kastelein (rentmeester, die de goederen van een eigenaar beheert en zijn plaatsvervanger is bij afwezigheid) van slot Heukelom en daar tot het einde van zijn leven heeft gewoond.

Zoals ik aan het begin van dit artikel al schreef bevat het boek van Kieviet een geromantiseerd verhaal rondom een historische gebeurtenis. Dat maakt het interessant om vast te stellen welke gebeurtenissen uit het verhaal echt zijn gebeurd en welke gebeurtenissen door Kieviet zijn verzonnen. Het begin van het verhaal speelt zich af in 1297 als de ongeveer 25-jarige Gijsbrecht van IJsselstein op weg is naar Heukelom om met Bertha te gaan trouwen. In werkelijkheid was Gijsbrecht van IJsselstein in 1297 ongeveer 37 jaar en al sinds 1280 getrouwd met Bertha van Heukelom. Het riddertoernooi ter ere van dit huwelijk, waarbij Gijsbrecht van IJsselstein de tot dan toen onoverwonnen Hendrik van Vianen zou hebben verslagen, heeft dan ook nooit plaats gevonden.

De figuren Fulco de Minstreel en Jan van Asperen zijn verzonnen. De naam van Asperen verwijst waarschijnlijk naar de vader van Bertha, Otto van Arkel, Heer van Heukelom en Asperen. Het beeld van Fulco de Minstreel in IJsselstein toont een luitspelende jongeman, terwijl Fulco in het boek van Kieviet viool speelt. Inspiratie voor de naam en de figuur Fulco de Minstreel heeft Kieviet opgedaan in het verhaal ´Lord Cantelou´s minstreel´ uit de verhalenbundel ´London in the Olden Time´ uit 1825. Deze bundel bevat verhalen, die een beeld schetsen van het leven in Londen in de twaalfde tot zestiende eeuw. Lord Cantelou´s minstreel speelt zich af in de dertiende eeuw. In het verhaal doet een dienstman van Lord Cantelou zich voor als minstreel om zijn Heer te redden. Een belangrijke rol in het verhaal is weggelegd voor Lord Fulco.

De ontvoering van het kind van Vianen door een van zijn dienstmannen schijnt verrassend genoeg weer wel echt te zijn gebeurd. Het wordt in elk geval vermeld in de Rijmkroniek van Melis Stoke uit 1305. Melis Stoke staat niet bekend om zijn historische correctheid, maar is in dit geval toch een autoriteit. Hij was namelijk van 1296 tot en met 1299 werkzaam als stadsklerk in Dordrecht en heeft het proces tegen IJsselstein van dichtbij meegemaakt. Het blijkt daarbij overigens niet te gaan om Hendrik van Vianen, maar om het kind van Hubrecht van Culemborg. Dat kan kloppen. Hubrecht van Culemborg, ook bekend als Hubert van Bosinchem of als Hubert van Vianen, was belast met de belegering van slot IJsselstein. Het zwaardgevecht in de rechtszaal, waarbij de als monnik verkleedde Gijsbrecht in 1299 de schedel van Vianen zou hebben verbrijzeld, is een verzinsel van Kieviet. Hubert van Vianen overleed pas in 1309.

Het is correct dat Aloud van Yerseke door poorters van Dordrecht is vermoord, maar dat had niets te maken met het proces tegen IJsselstein en hij is ook niet aan de galg gehangen. Nadat was vernomen dat Wolfert van Borssele in Delft was vermoord, trok de bevolking van Dordrecht naar slot Crayenstein. Aloud gaf zich over, op voorwaarde dat hij een vrijgeleide zou krijgen. Hij werd meegevoerd naar Dordrecht, waar hij, samen met vijf van zijn metgezellen, door de woedende bevolking werd doodgeslagen. Het is ook onjuist dat Wolfert van Borssele vervolgens een krijgsmacht heeft gezonden om de stad te straffen en dat Nicolaas van Putten en Gijsbrecht van IJsselstein de stad hadden weten te behouden. Wolfert was op dat moment namelijk al drie weken dood. Wolfert was op de vlucht geslagen nadat er een openlijke opstand tegen hem was uitgebroken. Hij was gepakt bij Schiedam en naar Het Steen in Delft gebracht. Toen het volk om zijn uitlevering vroeg werd hij door zijn bewakers uit het raam gegooid, waarna hij voor de ogen van zijn vrouw door de menigte aan stukken werd gescheurd.

In het boek van Kieviet loot Bertha mee met haar mannen. Zij trekt een Hollandse penning, maar de mannen die een Leuvense penning trekken ontkomen aan de terechtstelling. Jan van Avesnes, de nieuwe raadsman van Graaf Jan, schenkt hun als een van zijn eerste daden slot IJsselstein terug. In werkelijkheid heeft Bertha niet mee geloot en zijn de mannen die een Leuvense penning hadden getrokken direct terechtgesteld. Slot IJsselstein werd in leen gegeven aan Gwijde van Avesnes. Pas in 1308, toen de oudste zoon van Gijsbrecht trouwde met de dochter van Gwijde, kreeg Gijsbrecht zijn kasteel terug.

©Bert van Zantwijk

  • Overname van (delen van) dit artikel is uitsluitend toegestaan onder vermelding van de naam van de auteur en/of een link naar dit artikel.
  • Mijn naam “Jan van Asperen” wordt in dit verhaal genoemd en is daarom leuk om mee te leven in dit verhaal.

Een verhaal verteld over het witmarmeren kruis bij ons thuis.

Had ik een visioen, een droom?

Had ik mijn geschiedenis vooruit gezien? Zo heeft ieder huis zijn kruis. Bij ons thuis hing een zwart houten kruis van ongeveer 50 cm groot en met een corpus daarop vastgezet van 30 cm in witmarmer. Het hing in de voorkamer op de beste plaats en in het zicht voor iedereen boven de schuifdeurpartij.

Ik kan dit beeld nog goed voor mijn geest halen en kan ik nog goed beschrijven zoals dat kruis daar hing aan die muur. Het was een pronkstuk in ons huis, een symbool van geloof en hoop. Ik was nog jong en onbevangen, maar dit beeld heeft zich in mijn geheugen gegrift en is op mijn 80ste als een onuitwisbare herinnering. Mijn moeder was er trots op zoals het daar was opgehangen, ze zorgde ervoor dat het altijd schoon en glanzend was.

Maar op een dag betrapte ik haar in mijn droom, zij stond daar onder het kruis en op een middelste trede van de huishoudtrap uit de schuur. Ik keek met verbazing toe, mijn hart bonkte in mijn keel. Ik kon mijn ogen haast niet geloven, maar het corpus was van onder tot boven met bloed besmeurd. Voor mijn ogen zag ik het gebeuren, het was te gek voor woorden. Hier gebeurden gekke dingen en ik dacht, waarom heeft mijn moeder dan deze corpus met bloed besmeurd?

Ze was het corpus aan het schoonmaken, haar handen bewogen snel terwijl ze het bloed er weer afveegde. Ze deed dit met een witte schone doek, maar het bloed leek zich vast te klampen aan het marmer alsof het een eigen leven had. Ik deed maar net alsof ik het niet gezien had, maar wat het werkelijk was geweest, ik zal het wel nooit te weten komen. Mijn moeder is allang niet meer, is dit voor mij een gesloten boek?

Ik heb er nooit met haar over gesproken, ik durfde het niet. Het was te vreemd, te onwerkelijk. Maar, was het waar of was het een nare droom misschien een visioen in de nacht? Is het misschien ook wel het werkelijke verhaal waarom ik het nooit vergeten mag? Zo zijn er vaak herinneringen die mij steeds beroeren en waar ik nooit of te weinig over heb nagedacht.

Mijn moeder is zolang ik weet ziek geweest, zij heeft veel geleden en daarbovenop ook veel liefdessmart, zij was door het vroege overlijden van mijn vader en haar partner nog erg hierdoor aangedaan. Uiteindelijk is zij te vlug en te jong ook van mij heengegaan en mijn vader achterna. Dat er in het verleden met haar wat gebeurd is, daar geloof ik heilig in. Zij zal het mij niet meer kunnen vertellen, ook al wil ik het zo graag. Zij is al lang geleden overleden en veel te jong van mij heen gegaan.

Was ik als kind misschien een beetje te spontaan, zie ik het daardoor te vaag? Ik ben er ook in gaan geloven omdat ik er steeds aan terugdenk, ik bedenk dan hoe ik haar toen daar heb zien staan. Zij stond onder dat zwarte kruis met een corpus van witmarmer fijn, op de middelste trede van onze huishoudtrap uit de schuur, maar vanuit mijn blik en perspectief altijd en steeds bovenaan. Het beeld van dat moment blijft als een raadsel in mijn geest, een mysterie dat ik nooit heb kunnen ontrafelen.

Mijn moeder was een vrouw van geloof, en het kruis in onze woonkamer was voor haar meer dan alleen maar een decoratie. Het was een symbool van haar toewijding aan haar geloof en haar vastberadenheid om ondanks alle tegenslagen in het leven stand te houden. Ze bad elke dag onder dat kruis en vond troost in haar geloof, zelfs als haar gezondheid haar in de steek liet en het leven haar zwaar op de proef stelde.

Haar ziekte was als een donkere wolk die altijd boven ons hing, een schaduw die ons leven overschaduwde. Maar ze klaagde nooit, ze hield haar geloof vast alsof het haar enige houvast was in een wereld vol onzekerheid en pijn. Ik herinner me haar stille gebeden onder dat kruis, haar handen gevouwen, haar ogen gesloten, haar lippen zacht bewegend terwijl ze met God en Gerardus sprak.

Het kruis was ook een herinnering aan mijn vader, die veel te vroeg was gestorven. Ik herinner me nauwelijks meer hoe hij eruitzag, maar mijn moeder sprak vaak liefdevol over hem. Ze vertelde mij verhalen over hun gelukkige dagen samen, over hun dromen en plannen voor de toekomst. Het kruis symboliseerde voor haar het verlies dat ze had geleden, de leegte die mijn vader had achtergelaten in haar leven.

Ik vraag me af of het visioen dat ik had, het bloedige corpus op het kruis, iets te maken had met het verleden van mijn ouders. Misschien was er een geheim dat mijn moeder met zich droeg, iets wat ze nooit met mij heeft gedeeld. Het bloed op de corpus leek een symbool van pijn en lijden, een geheim dat diep begraven lag in haar hart.

Het is vreemd hoe herinneringen soms op de meest onverwachte momenten terugkomen, als een echo uit het verleden. Soms lig ik ’s nachts wakker en denk ik aan dat moment van mijn moeder onder het kruis. Was het echt of slechts een product van mijn verbeelding? Misschien was het een teken, een boodschap die ik destijds niet begreep?

Nu, vele jaren later en op mijn 80ste, blijft het nog steeds een mysterie dat me achtervolgt. Ik heb geprobeerd om er met andere familieleden over te praten, maar niemand herinnert zich iets ongewoons aan dat kruis. Het lijkt alsof het visioen alleen voor mij was bedoeld, alsof ik een glimp heb opgevangen van iets wat verborgen leek.

Soms vraag ik me af of ik ooit de waarheid zal ontdekken, of dat het een raadsel zal blijven dat met mijn moeder in het graf is begraven. Misschien was het gewoon een vreemde droom, een product van mijn kinderlijke verbeelding. Maar diep van binnen blijf ik geloven dat er meer aan de hand was, dat er een verhaal was dat mijn moeder nooit heeft verteld.

Het kruis in de goede kamer is allang verdwenen, maar de herinnering eraan blijft levendig. Het herinnert me aan mijn moeder, haar geloof en haar mysterieuze verleden. En terwijl ik dit verhaal opschrijf, besef ik dat sommige geheimen misschien wel voor altijd verborgen zullen blijven, begraven onder de last van de tijd en de herinnering die ik koester. Het naakte corpus zonder het kruis heb ik gekregen van thuis, hangt nog steeds bij mijn vrouw en mij op onze slaapkamer aan de muur en geeft ons haar leven zoals zij hieraan gehecht was aan dit kruis als een mooie geschiedenis aan ons terug. *jgjcva2015*witmarmerenkruis*

Mijn vader die in een droom van mij de koorddanser was.

Mijn vader die de koorddanser was?

Het was een zomerse dag, zo’n dag waarop de lucht zo blauw was dat je zou denken dat de hemel zelf de aarde wilde omhelzen. Ik was nog jong, een kind van amper 11 of 12 jaar oud, en ik stond op het kerkplein te midden van een menigte mensen die allemaal in afwachting waren van iets bijzonders. Als er maar een gerucht de ronde deed over een spannende gebeurtenis, dan was ik er als de kippen bij, klaar om iets opwindends te beleven.

Die dag zou ik echter meer ervaren dan ik me ooit had kunnen voorstellen. Terwijl ik daar stond, omringd door nieuwsgierige toeschouwers, gebeurde er iets onverwachts. Een stilte verspreidde zich als een golf door de menigte, en iedereen keek omhoog naar het strakgespannen koord dat zich uitstrekte van het plein tot aan de haan op de kerktoren. En daar, op dat koord, stond mijn vader.

Hij keek me aan met doordringende ogen, alsof hij een boodschap voor me had, alsof hij me iets wilde vertellen dat te belangrijk voor mij was om met woorden uit te drukken. Ik was volledig verbaasd en sprakeloos. Mijn vader, een man die ik kende als een sportieve en actieve persoon, stond daar op dat koord, hoog boven de grond, met een lange stok in zijn handen om zijn evenwicht te bewaren.

Ik had altijd gehoord dat mijn vader een getalenteerde turner was geweest in zijn jonge jaren, maar dit had ik nooit verwacht. De menigte hield hun adem in terwijl hij moedig over het koord liep, zijn stappen zorgvuldig geplaatst, zijn blik gefocust op het doel voor hem.

Ik was doodsbang. Mijn hart bonkte in mijn keel terwijl ik toekeek hoe mijn vader zich voortbewoog op dat smalle koord, hoog boven de grond. Het leek een eeuwigheid te duren voordat hij die top bereikte, op gelijke hoogte met de torenhaan. Toen, op dat beslissende moment, verdween hij plotseling voor mijn ogen. Hij leek op te gaan in de ijle lucht, alsof hij een deel van de hemel werd.

Ik stond daar met open mond, vol verbazing en verwarring te kijken, ja naar wat. Had ik een visioen gehad? Had ik mijn eigen toekomstige geschiedenis gezien? Had ik gezien wat er werkelijk gebeurd was? Het idee dat mijn vader zo zou verdwijnen, was gestorven, hetzelfde jaar nog, drong tot me door als een ijzingwekkende gedachte die de herinnering weer opriep van wat ik had gezien.

Met een verwarde geest en een zwaar hart keerde ik huiswaarts. Ik bleef piekeren over wat ik had gezien en ervaren op het kerkplein die dag. Was het mogelijk dat dit hele schouwspel slechts een product van mijn verbeelding was? Een droom of visioen dat me had bezocht terwijl ik sliep, om me op deze cruciale dag te waarschuwen voor wat er werkelijk gebeurd was?

Ik kon het niet bevatten. De beelden van mijn vader op dat koord bleven in mijn gedachten spoken, ik worstelde met de betekenis ervan. Misschien was het wel een boodschap, een waarschuwing die specifiek voor mij was bedoeld. Had mijn vader al die tijd op dat koord gestaan, klaar om op te stijgen naar de hemel? En zo ja, zou zijn vertrek dan zo spoedig gepland zijn, het was zelfs in datzelfde jaar.

Het duurde niet lang voordat mijn vermoedens werkelijkheid werden. Op 4 juli 1955 heeft mijn vader deze wereld voorgoed verlaten, veel te vroeg en veel te plotseling. Zijn overlijden was een schok voor ons allemaal, maar voor mij had het een extra lading gekregen door wat ik had gezien op die bijzondere dag.

De vraag bleef echter: was dit een visioen geweest, een voorspelling van wat komen zou, of slechts een toevallige samenloop van gebeurtenissen achteraf? Ik zal het nooit zeker weten, maar het blijft een herinnering die me altijd zal blijven volgen. Soms lijkt het leven ons boodschappen te sturen, zelfs als we ze pas achteraf begrijpen. Misschien was het mijn lotsbestemming om op dat kerkplein te staan, getuige te zijn van mijn vaders laatste, onvergetelijke act, en te leren dat het leven soms even fragiel is als een koorddanser hoog boven de grond. Zag ik mijn vader nogmaals voor mij fietsen slingerend over de straat, gelijk een koord dat wiegt in de wind, was hij toen onderweg naar zijn bestemming? *jgjcva*mijnvaderdieeenkoordanserwerd*