Kasteel van Heeswijk en Kasteel Frisselstein Veghel

Het huidige kasteel Heeswijk gelegen aan de rivier de Aa ten noordwesten van het gelijknamige dorp dateert uit het begin van de 15e eeuw, maar heeft wel een voorganger gehad. In schriftelijke bronnen van 1156 wordt graaf Almericus van Heeswijk vermeld als eerste kasteelbewoner. Dit eerste kasteel was een zogenaamde motteburcht. Het bestond waarschijnlijk uit een toren opgetrokken uit tufsteen en hout en gebouwd op een omgrachte kunstmatige ronde heuvel. Via het huwelijk van de erfdochter van Heeswijk met de Gelderse edelman Walraven van Benthem, kwam het complex in handen van de familie van Benthem. Aan de zuidwestzijde van de motte verschenen toen een ronde toren en een vierkant poortgebouw. Het kasteel doorstond diverse belegeringen in 1371, 1372 en 1398.

In 1360 kocht schepen van ‘s Hertogenbosch, Willem van der Aa het kasteel en startte een bouwplan voor een groot vierkant kasteel. Er verschenen een ringmuur en op de noordwesthoek een grote arkeltoren en een woonvleugel van twee verdiepingen. Rond 1400 werd ridder Hendrik van de Lecke eigenaar van het kasteel. Zijn dochter Johanna van de Lecke voltooide vermoedelijk in1450 het bouwplan. In 1499 kocht Cornelis De Glymes, heer van Zevenbergen, de heerlijkheid Heeswijk en Dinther dat zich relatief vroeg ontwikkeld had tot een representatieve woonresidentie, maar met behoud van defensieve kwaliteiten. Het weerstond in 1518 een aanval van de Gelderse Maarten van Rossum. Ook pogingen van prins Maurits in 1601 en 1603 om het kasteel in te nemen hadden geen succes. Het lukte echter zijn halfbroer, prins Frederik Hendrik, de “stedendwinger” in 1629 wel het kasteel in handen te krijgen.

De eerste protestantse bezitter van het kasteel werd Mathijs van Asperen Jonker in 1649. Hij trouwde in 1632 met Susanne Maria van Raesfeld. Er vond wederom een grote verbouwing plaats waarbij het zijn defensief uiterlijk verloor. (Was Mathijs van Asperen een bouwheer? vraag Jan van Asperen.) In de deze periode bereikte het kasteel ook zijn grootste omvang. Door grote schulden moest van Asperen het kasteel, dat in 1672 gehavend werd door het verblijf van de zonnekoning Lodewijk XIV tijdens zijn strijd tegen de Republiek, van de hand doen en het goed ging over naar de schepenfamilie Van der Hoeven. Ook Pichegru, generaal van de Franse Revolutie onder leiding van Napoleon, gebruikte het kasteel in de 18e eeuw als hoofdkwartier.

In 1835 kocht André baron van den Bogaerde van Terbrugge het kasteel en landerijen voor 72.500 gulden. Met zijn vrouw Eugenie Papejans van Morchover en hun kinderen Amedeus, Louis en Alberic ging hij het kasteel bewonen. Hij was een groot verzamelaar van kunst en oudheden. Na zijn dood in 1855 bleef Louis op Heeswijk wonen. Alberic huisde op kasteel Nemelaer te Haaren dat ook in hun bezit was. De oudste zoon Amadeus werd uitgekocht. Hij had grote schulden. Beide broers, Alberic en Louis breidden de collectie van hun vader enorm uit. Om de collectie te kunnen herbergen werden allerlei wijzingen en uitbreidingen aan het kasteel aangebracht, waarvoor ze architect Snickers als huisarchitect in de arm namen. Na het overlijden van Louis in 1890 bewoonde Alberic met zijn dienstbode en geliefde Jacoba Janssen Heeswijk. Vijf jaar later bij zijn overlijden bleek hij een bijzondere bepaling in zijn testament opgenomen te hebben. Omdat hij wilde dat de vergaarde kunstcollectie en het landgoed van 1400 ha met zo’n 75 boerderijen intact zou blijven, had hij bepaald dat tot 1963 wanneer de jongste erfgenaam, zijn 12-jarige achterneef Jonkheer Otto van den Bogaerde van Terbrugge de tachtig jarige leeftijd had bereikt, niets verkocht mocht worden en het kasteel niet bewoond mocht worden.

De erfgenamen vochten het testament aan. De rechtbank van ’s Hertogenbosch bepaalde dat de inventaris wel verkocht mocht worden. De bepaling dat het kasteel niet bewoond mocht worden bleef tot 1963 echter gehandhaafd. Een groot deel van de collectie werd bij diverse veilingen verkocht. In 1949 vestigde zich een erfgenaam in het koetshuis van het kasteel wiens weduwe, douairière Albertine van den Bogaerde van Terbrugge, baronesse van Heeckeren van Kell, het kasteel in 1976 onderbracht in de stichting “Kasteel Heeswijk”. Na de diverse restauraties werd in 2000 de hoofdburcht weer opgesteld voor het publiek en kreeg het kasteel zijn museale functie terug. Intussen zijn ook de voorburcht met poortgebouw, het koetshuis, de ijzertoren en de wapenzaal gerestaureerd. Tekst: Guus Pauwels

****

Kasteel Frisselstein Veghel in vroegere tijden.

****

Mijn inspiratie om verder te gaan op het ritme van de dag in het Veghel van toen, mijn dorp.

Een verhaal gemaakt van onderstaande geloof, hoop, liefde en een beetje geluk hoe het eens was:

Iedere dag is er nieuwe hoop, Iedere dag is er weer geluk, Iedere dag is er liefde, Iedere dag is er geloven in een nieuwe toekomst.

In mijn dorp, verscholen tussen groene velden, het kabbelende water van het kanaal en de rivier, hier begin ik elke dag met een belofte. Ik zie de zon opkomen met een gouden gloed, ik voel de lucht die gevuld is met het gezang van vogels die de wereld begroetten. Iedere dag brengt voor mij nieuwe hoop, ik geloof in een belofte van mogelijkheden maar ook de kansen die voor mij liggen.

Het dorp Veghel waar ik toen woonde ademde een sfeer van saamhorigheid en vriendelijkheid uit. Mensen begroetten toen elkaar steeds met een glimlach en deelden hun zorgen maar ook hun vreugde alsof ze een grote familie waren. In de schaduw van eeuwenoude bomen stonden onze huizen met kleurrijke bloementuinen, elk huis is een weerspiegeling van deze liefde en de zorgen van de bewoners die hun gemeenschap toen koesteren.

Elke dag werd er toen op het dorpsplein een markt gehouden waar boeren hun verse producten aanboden en handelaren hun waren uitstalden. De geuren van versgebakken brood, kruiden en bloemen vulde de lucht, waardoor het plein een levendige ontmoetingsplek werd. Mensen deelden niet alleen goederen, maar ook verhalen en dromen, deze vonk van hoop verspreidde zich als een vuur toen door het hart van mijn dorp. Alles was nog in zwart – wit.

Mijn dorp heeft zijn deel van uitdagingen gekend, maar de inwoners toen hebben geleerd om te geloven in een nieuwe toekomst. Ze hebben samen stormen en oorlogen doorstaan, zowel letterlijk als figuurlijk, en zij zijn sterker geworden door de eenheid die hen verbond. Elke tegenslag werd toen beschouwd als een kans om te groeien, om samen sterker te zijn.

Op een dag arriveert er een vreemdeling in mijn dorp. Een vreemdeling met een rugzak vol verhalen en een glimlach en hij leek te stralen als de ochtendzon. Hij vertelde ons over zijn reizen door verre landen en de wijze lessen die hij had geleerd van diverse culturen. Mijn dorp verwelkomde hem met open armen en luisterde aandachtig naar zijn woorden.

Deze vreemdeling bracht een nieuwe energie naar het dorp. Hij moedigde de inwoners aan om hun dromen na te jagen en te geloven in de kracht van samenwerking. Zijn inspirerende woorden raakten de harten van jong en oud, en al snel begonnen de mensen nieuwe projecten te ondernemen. Een groep boeren werkte samen om efficiënter gewassen te verbouwen en organisaties op te richten, terwijl ambachtslieden gezamenlijk prachtige kunstwerken creëerden die nodig waren en die de ziel van het dorp gingen weerspiegelen.

Iedere dag groeide mijn dorp, niet alleen in omvang, maar ook in saamhorigheid. De inwoners ontdekten dat er een kracht ligt in diversiteit en dat hun gezamenlijke inspanningen een nog rijker weefsel van leven kon creëren. Nieuwe vriendschappen ontstonden, en oude banden werden versterkt door de gedeelde visie en gericht op een bloeiende toekomst.

De liefde voor mijn dorp werd tastbaar in elk gebaar, in elke glimlach en elke helpende hand. Het dorpsplein werd een centrum van vreugde en viering, waar muziek en dans de lucht vulde. Het geluid van kinderen die hier aubades brachten en hun lachen vermengde met het gekakel van kippen in manden voor de verkoop en het geblaf van vrolijke honden voor de hondenkar. Het was alsof mijn dorp een levend organisme was, pulserend van positieve energie en levenslust.

Iedere dag brachten nieuwe uitdagingen, maar mijn dorp heeft geleerd om deze uitdagingen te omarmen als kansen voor groei. Samen overwonnen we tegenslagen en vierde we onze overwinningen. De inwoners begrepen dat de kracht van hoop, geluk en liefde hen heeft gevormd tot een veerkrachtige gemeenschap die leefde van het water, van het spoor en op de weg, en zij in staat waren om de onbekende toekomst met vertrouwen tegemoet te treden.

De seizoenen veranderde, maar de essentie van mijn dorp bleef hetzelfde. De lente bracht nieuwe bloesems en kansen, de zomer bracht overvloed en vreugde, de herfst bracht oogsten en dankbaarheid, en de winter bracht rust en reflectie. Het ritme van mijn dorp weerspiegelde het ritme van het leven zelf, en de mede-inwoners zijn dankbaar voor elke dag die ze samen mochten delen.

En zo ging mijn dorp verder, gedreven door de kracht van hoop, geluk, liefde en het onwankelbare geloof in een nieuwe toekomst. Dit verhaal is er een van doorzettingsvermogen, saamhorigheid en de onuitputtelijke bron van positiviteit die in ieder van ons brandde. Iedere dag is een nieuw hoofdstuk, geschreven met de inkt van het leven en de vreugde van het samen zijn. *JGJCVA19012024*geluk-hoop-en liefde*